Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3423/GA, 26 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3423/GA

betreft: [Klager]           datum: 26 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 april 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], die als stagiaire mee was met de beroepscommissie. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het ontvangen van bezoek zonder toezicht (BZT) van zijn (nieuwe) vriendin (G-2019-000124). De beklagrechter heeft het beklag (kennelijk) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De informatie van de directeur klopt niet. De genoemde periode van drie maanden voorafgaand aan het beklag duurt niet tot 17 maart 2019, want het klaagschrift is op 27 februari 2019 ingediend. Klagers vriendin is van 21 oktober 2018 tot en met 17 maart 2019 zeven keer bij klager op bezoek geweest. In de door de directeur gekozen periode had zijn vriendin examens, als gevolg waarvan zij op dat moment minder vaak op bezoek kon komen. Er wordt gekeken naar de frequentie van het bezoek, maar niet over de gehele periode, maar slechts een willekeurige periode. Klager heeft, nadat hij (opnieuw) een relatie kreeg met zijn huidige vriendin, een aantal maanden gewacht voordat hij BZT met haar heeft aangevraagd. Hij heeft daartoe alle gevraagde stukken overgelegd en kon aantonen dat hij eerder BZT met haar heeft gehad. Zijn aanvraag voor BZT met zijn (nieuwe) vriendin is inmiddels goedgekeurd, terwijl de omstandigheden niet zijn gewijzigd. Zijn aanvraag had eerder kunnen en moeten worden goedgekeurd.  De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij een aanvraag tot BZT wordt gekeken naar de criteria die daarvoor gelden. Een daarvan is of sprake is van een relatie en of die relatie hecht en duurzaam is. Met klagers vorige vriendin was dit het geval en met haar heeft hij meermalen, voor het laatst op 3 oktober 2018, BZT gehad. Op het moment dat klager een aanvraag heeft gedaan voor BZT met zijn nieuwe vriendin, moet opnieuw aan de criteria worden voldaan. Het is aan klager daarvoor de benodigde stukken aan te leveren. Er kan niet op basis van het enkele feit dat iemand op bezoek komt worden bepaald of sprake is van een hechte en duurzame relatie. Het veiligheidsaspect speelt een belangrijke rol. Hij heeft met zijn nieuwe vriendin, voorheen zijn ex-vriendin, weliswaar een verleden, maar die relatie is kennelijk om wat voor reden dan ook stukgelopen. Het feit dat hij een verleden met haar heeft maakt niet dat op het moment van zijn aanvraag sprake was van een hechte en duurzame relatie. Klagers aanvraag voor BZT met zijn nieuwe vriendin is inmiddels goedgekeurd.

3.         De beoordeling

Klager heeft een verzoek ingediend om BZT van zijn (nieuwe) vriendin te mogen ontvangen. De directeur heeft dit verzoek afgewezen, omdat geen sprake zou zijn van een hechte en duurzame band tussen klager en zijn vriendin. Ter onderbouwing daarvan heeft de directeur een bezoekoverzicht van 19 december 2018 tot en met 19 maart 2019 overgelegd. Daaruit komt naar voren dat klagers vriendin klager in voormelde periode tweemaal heeft bezocht. Nog daargelaten dat niet duidelijk is waarom deze periode als uitgangspunt is genomen voor het bepalen van een hechte en duurzame band tussen klager en zijn vriendin, is ter zitting onweersproken komen vast te staan dat het aantal bezoeken van zijn vriendin hoger ligt dan het door de directeur gestelde aantal bezoeken. Voorts is onweersproken dat klager ter onderbouwing van zijn verzoek en de band tussen hem en zijn vriendin met het personeel heeft gesproken en de benodigde informatie heeft overgelegd. Op basis van deze informatie is klager inmiddels, in juni 2019, BZT met zijn vriendin toegekend.  Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur klager niet eerder conform zijn verzoek BZT met zijn vriendin toe te kennen, in de gegeven omstandigheden onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Klager zal als tegemoetkoming een extra BZT worden toegekend.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij draagt de directeur op klager als tegemoetkoming een extra BZT toe te kennen. 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 juni 2019.

secretaris         voorzitter

 

Naar boven