Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3547/GB, 28 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3547/GB

Betreft:            [klager]                                   datum: 28 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. t. Sandrk, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 23 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager verbleef na overplaatsing in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Op 14 juni 2019 is hij in vrijheid gesteld.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager begrijpt niets van de overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, omdat hij geen belangen heeft in deze regio. In de p.i. Nieuwegein kan klager nauwelijks bezoek ontvangen vanwege de verre reisafstand. In de p.i. Dordrecht bestaat voor hem de mogelijkheid vele bezoekmomenten bij te wonen. Voorts had klager zijn draai gevonden in de p.i. Dordrecht. Klager wenst alsnog te worden geplaatst in de p.i. Dordrecht, dan wel een andere p.i. in de regio Zuid-Holland. In de tussentijd heeft klager geen bezoek ontvangen en daarom verzoekt hij om een tegemoetkoming van € 10,= per week.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is conform artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) geplaatst in een gevangenis gelegen in een arrondissement aanpalend aan de regio van vestiging, te weten Delft. Klager geeft aan dat plaatsing in de p.i. Dordrecht het mogelijk zou maken veel bezoek te ontvangen. Tijdens zijn verblijf van twee maanden in de p.i. Dordrecht heeft klager, blijkens de informatie in het dossier, één of twee keer bezoek ontvangen. De reistijd tussen Dordrecht en de p.i. Nieuwegein is anderhalf uur. Dat kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Tijdens zijn verblijf in p.i. Nieuwegein heeft klager tot op heden twee keer bezoek ontvangen van zijn reclasseringsmedewerker en twee keer van zijn advocaat. Dat klager zijn draai had gevonden in de p.i. Dordrecht, is geen reden hem alsnog in de p.i. Dordrecht te plaatsen. Dat hij in de p.i. Dordrecht goed gedrag vertoonde, is niet meer dan normaal.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is op 14 juni 2019 in vrijheid gesteld. In beginsel zou hij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.2.      Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling worden gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf in beginsel geplaatst in een gevangenis in het arrondissement van vestiging. Indien in het arrondissement geen gevangenis is aangewezen, dan wel geen plaats is in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, wordt de gedetineerde geplaatst in een gevangenis in een aanpalend arrondissement.

4.3.      Klager, die zich na detentie zal vestigen in Delft, is conform voornoemd uitgangspunt geplaatst in een gevangenis aanpalend aan het arrondissement van vestiging. Eventuele bezoekproblemen, die zouden moeten leiden tot toewijzing van het verzoek, heeft klager naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd. Daarbij is de afstand tussen de regio Dordrecht of Delft en de p.i. Nieuwegein niet onoverkomelijk. De bestreden beslissing kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven