Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1651/SGA, 22 mei 2019, schorsing
Uitspraakdatum:22-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer          : S-19/1651/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 22 mei 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F. Pool, namens  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 mei 2019, inhoudende een mededeling van bezoek achter glas voor de duur van drie maanden, ingaande op 16 mei 2019 om 08.15 uur en eindigend op 16 augustus 2019 om 08.15 uur, wegens het aantreffen van contrabande in verzoekers meerpersoonscel (MPC).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 17 mei 2019 (kenmerk: LW 2019-250) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 20 mei 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat er op 11 mei 2019 tijdens een celinspectie van de MPC waar verzoeker verblijft, contrabande is aangetroffen. Uit het schriftelijk verslag van 11 mei 2019 volgt dat er een mobiele telefoon (duimmodel), een oplader, twee grote bollen (bruine substantie, vermoedelijk harddrugs) en een zakje met tabletten zijn aangetroffen. Verzoeker en zijn celgenoot hebben ontkend op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de aangetroffen contrabande. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat de politie is ingeschakeld om onderzoek te doen naar de aard en herkomst van de aangetroffen contrabande, waarbij verzoeker door het Openbaar Ministerie als verdachte is aangemerkt. De politie heeft aan de directeur laten weten dat de aangetroffen mobiele telefoon door verzoeker is gebruikt. De directeur geeft aan dat verzoeker eerder betrokken is geweest bij de invoering en/of het gebruik maken van contrabande. Gelet op het handhaven van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, de omvang van de aangetroffen contrabande en het lopende strafrechtelijke onderzoek ziet de directeur zich genoodzaakt om de maatregel ‘bezoek achter glas’ op te leggen aan verzoeker.

De voorzitter acht, voorlopig oordelend, de beslissing ‘bezoek achter glas’ voor de duur van drie maanden een zeer ingrijpende maatregel. De oplegging van deze maatregel vereist een deugdelijke (draagkrachtige) motivering. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur wordt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onvoldoende aannemelijk dat verzoekers bezoek betrokken is (geweest) bij de invoer van de aangetroffen contrabande. Daarnaast spreekt de directeur van “een grote hoeveelheid” en “vermoedelijk harddrugs”, maar is door de directeur niet benoemd wat dit precies inhoudt. De mededeling dat er ‘twee grote bollen (bruine substantie, vermoedelijk harddrugs) en een zakje met tabletten’ zijn aangetroffen, geven daartoe onvoldoende duidelijkheid. Hoewel de directeur stelt dat er ten aanzien van verzoeker sprake is van recidive op het gebied van contrabande, wordt uit de stukken onvoldoende duidelijk wat dit precies inhoudt.

Gelet op vorenstaande acht de voorzitter de beslissing tot oplegging van ‘bezoek achter glas’ voor de duur van drie maanden, voorlopig oordelend, onvoldoende gemotiveerd, zodat deze beslissing – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het verzoek zal worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 22 mei 2019.

secretaris         voorzitter

 

Naar boven