nummer: 00/2264/TA
betreft: [...]datum: 2 mei 2001
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 30 oktober 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 18 oktober 2000 van de alleensprekende beklagrechter uit de commissie van toezicht bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de beslissing van de alleensprekende beklagrechter
Klagers beklag tegen de handelwijze van het hoofd van de inrichting met betrekking tot onder klager in beslaggenomen diverse papieren is door de beklagrechter gegrond verklaard, welke uitspraak in beroep is bevestigd. Debeklagrechter heeft besloten dat klager in het bijzonder ten aanzien van de vernietiging van de kijkcijferlijsten een tegemoetkoming toekomt ter waarde van ƒ. 7,50, in de vorm van aanschaffingen/bestedingen in overleg met klager, detoekenning van een contant geldbedrag daaronder uitdrukkelijk niet begrepen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Voor het overige deel acht de beklagrechter de tegemoetkoming gelegen in de gegrondverklaringvan het beklag en de vernietiging van de beslissing van het hoofd van de inrichting.
2. De standpunten
2.1. Het standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met de tegemoetkomingsbeslissing van de beklagrechter. Hij acht het hem toegekende bedrag ter zake van de vernietiging van de kijkcijferlijsten te gering. In totaal zijn 425 lijsten vernietigd. Hetweer verkrijgen van deze zelfde lijsten kost klager (gespecificeerd) ƒ. 63.920. Daarop komen nog een klager toekomende vergoeding voor gewerkte uren, een post voor materiaalkosten en een post voor overige kosten tot 20 oktober 2000,zijnde in totaal ƒ. 38.963. Voorts bedragen de kosten van klagers advocaat tot de datum van dit beroep ƒ. 13.442.
2.2. Het hoofd van de inrichting heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid zijn standpunt inzake dit beroep kenbaar te maken.
3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken kan een tegemoetkoming, gebaseerd op artikel 66, zevende lid, van de BVT, worden vastgesteld in verband met het door de betrokkene ondervondenongemak. Klager heeft ongemak, dan wel ongenoegen, ondervonden omdat de desbetreffende papieren ten onrechte zonder zijn toestemming en buiten zijn aanwezigheid zijn vernietigd. De eventuele waarde van de kijkcijferlijsten en deandere door klager genoemde kosten dienen in dit geding buiten beschouwing te blijven, daar de tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding. Daartoe staan andere wegen open.
De beroepscommissie is van oordeel dat aan klager een hogere tegemoetkoming toekomt dan het door de beklagrechter toegekende bedrag, daar zij ten aanzien van tegemoetkomingen in geld of geldswaarde een algemeen minimum van ƒ. 10,--hanteert.
Zij acht een tegemoetkoming ten waarde van ƒ. 10,--, te besteden op de wijze als door de beklagrechter aangegeven, in dit geval passend.
Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de tegemoet-komingsbeslissing van de alleensprekende beklagrechter.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van het hoofd van de inrichting een tegemoetkoming toekomt ter waarde van ƒ. 10,--, in de vorm van aanschaffingen/bestedingen in overleg met klager, de toekenning van een contant geldbedragdaaronder uitdrukkelijk niet begrepen.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en prof.dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 2 mei 2001.
secretaris voorzitter