Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2582/TB, 21 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2582/TB

betreft: [klager]                                               datum: 21 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 21 december 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns om het beroep schriftelijk toe te lichten.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: FPC De Kijvelanden) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij besluit van 4 april 2013 is klager geplaatst in FPC De Rooyse Wissel. Na een observatieplaatsing in FPC  Oostvaarderskliniek is klager achtereenvolgens geplaatst in FPC Veldzicht en laatstelijk  FPC Dr. S. van Mesdag. Klager heeft op 25 april 2018 verzocht om overplaatsing naar FPC Van der Hoeven of FPC De Rooyse Wissel. Dit verzoek is afgewezen bij besluit van verweerder van 23 augustus 2018.
Klager heeft op 29 november 2018 verzocht om overplaatsing naar FPC De Kijvelanden.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing van verweerder is onjuist, onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand gekomen. Klager is van mening dat de door de kliniek beschreven situatie onjuist is. Klager herkent zich hier niet in en meent dat zijn situatie verbeterd is. Dit is ook door de kliniek bevestigd tijdens de laatste verlengingszitting. Er  is geen rekening gehouden met de belangen van klager. Hij heeft geen vertrouwen meer in de kliniek. Daardoor is sprake van een ernstige vertraging in zijn tbs-traject. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De beslissing tot afwijzing van het overplaatsingsverzoek is op goede gronden genomen. Klager heeft slechts in algemene bewoordingen aangegeven dat onvoldoende rekening zou zijn gehouden met zijn belangen en dat hij geen vertrouwen meer heeft in FPC Van Mesdag zonder dit nader te concretiseren en te onderbouwen. FPC Van Mesdag acht overplaatsing op dit moment niet geïndiceerd. De kliniek ziet nog behandelmogelijkheden en verwacht dat een overplaatsing zal leiden tot destabilisatie en behandelvertraging. Klager verblijft op de ZISZ-afdeling en volgt therapie. Klager heeft aangegeven nog te willen starten met PMT, gesprekken met de psychiater en behandelcoördinator, het bezoeken van de kerk en het  dagactiviteitencentrum. Hij is ingesteld op medicatie. Op 5 juli 2018 heeft er nog een zorgconferentie plaatsgevonden waarin werd geconcludeerd dat het in klagers belang was om hem te plaatsen op de ZISZ-afdeling van FPC Van Mesdag. Deze kliniek verwacht dat het veel tijd zal kosten om klager te stabiliseren en te leren kennen, en tot enige hechting en vertrouwen te komen die er in de huidige kliniek wel in zekere mate lijken te zijn ontstaan. Klager heeft al meerdere klinieken doorlopen en de ervaring is dat telkens hetzelfde patroon ontstaat, zoals binnen zowel eerdere klinieken als de huidige kliniek is gebleken. De kliniek is bekend met de complexe pathologie van betrokkene en een overplaatsing zou teveel breuken in het behandeltraject veroorzaken. Daarnaast zijn veranderingen voor betrokkene niet te overzien, brengen veranderingen  veel onzekerheden en angst met zich mee wat het risico op destabilisatie juist vergroot. Het werd dan ook geïndiceerd geacht om betrokkene met een EVBG-status op te nemen op een ZISZ-afdeling van de huidige kliniek. Wanneer klager goed is ingebed op de ZISZ-afdeling zal een nieuwe zorgconferentie voorgesteld worden waarbij in de breedst mogelijke zin gekeken zal worden hoe het verdere traject van betrokkene vorm te geven.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In geval van een verzoek om overplaatsing dient te worden gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling. Verweerder heeft naar aanleiding van klagers overplaatsingsverzoek inlichtingen ingewonnen bij FPC Van Mesdag. Uit die inlichtingen komt naar voren dat klager met een EVBG-status op de ZISZ-afdeling verblijft, dat de instelling van mening is dat er nog mogelijkheden voor behandeling van klager in de instelling zijn en overplaatsing vanwege de complexe pathologie van klager teveel breuken in het behandeltraject zal veroorzaken. Volgens de instelling zijn veranderingen voor klager niet te overzien en brengen veranderingen veel onzekerheden en angst met zich mee wat het risico op destabilisatie juist vergroot. Er is dus, anders dan klager meent, wel degelijk rekening gehouden met zijn belang bij het beschikbaar zijn van een bij zijn problematiek passende behandeling. De enkele omstandigheid dat klager een andere mening dan zijn behandelaren is toegedaan kan daaraan  niet afdoen. Wel ziet de beroepscommissie in de na de inbedding op de ZISZ-afdeling te organiseren zorgconferentie een belangrijk moment in het verdere behandeltraject van klager. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 juni 2019.

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven