Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/2254/TB, 7 mei 2001, beroep
Uitspraakdatum:07-05-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/2254/TB

betreft: [klager] datum: 7 mei 2001

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder klager te noemen,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 6 oktober 2000 beslist dat klager zal worden geplaatst in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht te Balkbrug.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 7 oktober 2000 van klager;
- de schriftelijke mededeling d.d. 6 oktober 2000 van de bestreden beslissing;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 5 februari 2001 van de Minister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2001 zijn de vertegenwoordigsters van de Minister, [...] en [...], door de beroepscommissie gehoord. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid het beroep ter zitting toe te lichten.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). Klager ondergaatthans de tenuitvoerlegging van de voormelde gevangenisstraf en verblijft in de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Als datum voor de bepaling van de plaats van klager op de wachtlijst voor de selectie en voor de plaatsing in een tbs-inrichting wordt 11 oktober 1999 gehanteerd. De datum waarop hij vervroegd in vrijheid zal worden gesteld uit degevangenisstraf is bepaald op 10 juni 2001 (de v.i.-datum).
Klager is op 25 mei 2000 bezocht door een psychiater van het (toenmalige) Dr.F.S. Meijers Instituut (MI), in het kader van een aan de Minister uit te brengen advies aangaande de tenuitvoerlegging van de tbs. Bij brief van 18augustus 2000 heeft het MI de Minister geadviseerd klager te plaatsen in het FPC Veldzicht, onder vermelding van de reactie van klager op het plaatsingsadvies.
De Minister heeft op 6 oktober 2000 besloten dat klager ter verdere tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf zal worden geplaatst in het FPC Veldzicht. Een afschrift van dit besluit is klager bij brief van 6 oktober 2000toegezonden. De plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd. In geval van effectuering van de plaatsing vóór de v.i.-datum zal de tbs bij vervroeging worden tenuitvoergelegd.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager heeft bezwaar tegen zijn plaatsing in het FPC Veldzicht in verband met de onmogelijkheid dan wel beperkte mogelijkheid alhier bezoek van familieleden te ontvangen, wegens de grote reisafstand en de lange reistijd. Het bezoekis voor zijn bejaarde ouders, die in Eindhoven wonen, een groot probleem. Zij kunnen zich niet goed verplaatsen en hebben geen eigen vervoer. Ook voor zijn kinderen, aanstaande vrouw, broers en zusters is het moeilijk om hem tebezoeken. Zijn voorkeur gaat daarom uit naar een plaatsing in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen of de tbs-afdeling van de GGzE (voorheen Ziekenhuis De Grote Beek) te Eindhoven, dan wel de tbs-kliniek De Kijvelanden tePoortugaal.

4.2. Het standpunt van de Minister
Krachtens artikel 12 BVT dient een spoedige opname in een tbs-inrichting te worden bewerkstelligd, met inachtneming van de in artikel 11 BVT gestelde eisen. Hieraan is in het onderhavige geval uitvoering gegeven door toedeling vanklager aan het FPC Veldzicht.
De selectie vindt thans plaats middels een vereenvoudigde systematiek waarbij wordt getoetst aan een viertal criteria, te weten het geslacht van de tbs-gestelde, de mate waarin sprake is van vlucht- en/of beheersgevaar, deverstandelijke vermogens van de tbs-gestelde en de aard van zijn stoornis.
Er zijn bijzondere categorieën tbs-gestelden. Zo kunnen vrouwen niet in alle tbs-inrichtingen worden opgenomen. Voor de opname van tbs-gestelden die een extreem vlucht- of beheersgevaar vormen en voor zwakbegaafde tbs-gestelden,waarvan sprake is bij een IQ van kleiner dan 80, zijn voorts speciale tbs-klinieken bestemd.
In klagers geval was nog sprake van een overgangssituatie en is het MI verzocht te toetsen aan de bovengenoemde criteria en de bevindingen aan de Minister mede te delen.
Het MI heeft vastgesteld dat klager lijdt aan een ernstige cluster B persoonlijkheids-stoornis. Zijn intelligentie is door het MI als gemiddeld ingeschat. Ten aanzien van het vlucht- en/of beheersrisico werden geen bijzonderhedenvastgesteld. Klager behoort derhalve niet tot een van de genoemde bijzondere categorieën. Hij is daarom toebedeeld aan één van de reguliere klinieken, met in achtneming van de wachtlijsten van die klinieken.
Klager heeft blijkens het plaatsingsadvies van het MI in zijn reactie op het advies aangegeven zeer content met de selectie te zijn, nadat hij door navraag bij diverse personeelsleden van en medegedetineerden in de gevangenisNorgerhaven een positief beeld van FPC Veldzicht had gekregen. In het beroepschrift heeft hij bezwaar tegen de plaatsing in deze kliniek geuit in verband met beperkte bezoekmogelijkheden en aangegeven dat zijn voorkeur daaromuitgaat naar plaatsing in de omgeving van de woonplaats van zijn familie.
Indien tbs-gestelden verzoeken om langer in de desbetreffende penitentiaire inrichting te blijven wachten op een plaats in de tbs-inrichting van hun voorkeur, kan daarin niet worden bewilligd omdat dit zich niet verdraagt met hetbeleid van de Minister om zo spoedig mogelijk tot plaatsing over te gaan. Dit stuit voorts af op het bezwaar dat de doorstroming in de inrichtingen verschillend en niet inzichtelijk is. In veel gevallen willen tbs-gestelden graag inde nabijheid van familie verblijven. Veel tbs-gestelden zijn voorts afkomstig uit het westen des lands, terwijl de meeste klinieken in het noorden en oosten liggen. Rekening houden met de herkomst van de tbs-gestelden zou leiden totverlenging van de wachtlijsten.
De hoofden van de tbs-inrichtingen kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderling tot ruiling van verpleegden overgaan.

5. De beoordeling
Voor de beoordeling van het beroep zijn allereerst van belang artikel 13 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 44a van de Penitentiaire maatregel (PM).

Artikel 13, eerste lid, Sr luidt - voor zover in deze zaak van belang - :
Een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt, kan worden geplaatst in een justitiële inrichting voor verpleging van terbeschikking gestelden.
Artikel 13, derde lid, Sr luidt:
De plaatsing en de beëindiging daarvan geschieden volgens regels, bij algemene maatregel van bestuur te stellen, op last van de Minister van Justitie, gegeven na een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van tenminste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines - waaronder een psychiater - die de betrokkene hebben onderzocht. Zodanig advies dient door de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel door ieder van hen afzonderlijk tezijn uitgebracht.

Niet gebleken is dat aan het in laatstgenoemde bepaling opgenomen vereiste van multidisciplinaire advisering is voldaan.

Artikel 44a PM luidt - voorzover in deze zaak van belang - : Aan de gedetineerde wordt van de beslissing van Onze Minister tot plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling gedaan.

De Minister heeft bij schrijven van 6 oktober 2000 klager slechts meegedeeld dat is besloten dat klager, conform het advies van het MI en gelet op artikel 11, eerste lid, BVT zal worden geplaatst in het FPC Veldzicht. De beslissingontbeert enige motivering, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 44a PM.

De hiervoor vermelde gebreken kunnen aanleiding vormen voor vernietiging van de bestreden beslissing op formele gronden. Nu over deze gebreken niet is geklaagd, zal de beroepscommissie evenwel niet tot vernietiging op deze grondenbesluiten, maar, om proceseconomische redenen, overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de BVT dient de tenuitvoerlegging van een vrijheids-benemende straf /maatregel in een tbs-inrichting zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en devoorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf/ maatregel.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de BVT in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Indien de Minister voornemens is een veroordeelde tot gevangenisstraf èn tbs, zoals klager, reeds tijdens de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in een tbs-inrichting te plaatsen dient hij de eisen van artikel 11, tweede lid,BVT in dit stadium in zijn overwegingen te betrekken.

De beslissing tot plaatsing van klager in het FPC Veldzicht is genomen overeenkomstig het daartoe strekkende plaatsingsadvies d.d. 18 augustus 2000 van het MI. Dit advies vermeldt in zakelijke termen onder meer klagers geslacht,zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en vermeldt geen bijzonderheden omtrent een beheers/vluchtrisico.
In het advies zijn geen overwegingen gewijd aan een voor klager gewenst te achten behandeling en de plaats van zijn familieleden daarin.

De beroepscommissie acht de mogelijkheid van bezoek van belang in het kader van het onderhouden van het netwerk van de tbs-gestelde. De Minister dient op grond van het bepaalde in genoemde artikelen van de BVT dit aspect in deindividuele gevallen mede in aanmerking te nemen, in relatie tot de behandeling en resocialisatie van de betrokkene.
Uit de stukken, waaronder de rapportage pro justitia, de omstandigheid dat klager in zijn reactie op het advies van het MI heeft aangegeven zeer content te zijn met zijn selectie voor FPC Veldzicht en hetgeen klager in deberoepsprocedure heeft aangevoerd, blijkt evenwel niet van een zodanig zwaarwegend belang van het familiebezoek dat dit zou moeten prevaleren boven het belang van een spoedige plaatsing, als door de Minister gesteld.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager te plaatsen in het FPC Veldzicht inhoudelijk niet als in strijd met de BVT en evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 7 mei 2001.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/2254/TB

Betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van 15 februari 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Achterhoek, locatieOoyerhoek, te Zutphen.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Y.A.J.M. van Kuijck.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn de vertegenwoordigsters van de Minister, [...] en [...]. Klager heeft geen gebruik willen maken van de gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.

De vertegenwoordigsters van de Minister hebben de toedelingssystematiek bij selectie van tbs-gestelden aan de hand van een schema uiteengezet.
Aan de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen is voorts - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd:
Klager heeft bij het horen over de voorgenomen plaatsing en in het beroepschrift aangegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar plaatsing in Nijmegen, Eindhoven of Poortugaal, in verband met bezoekmogelijkheden. De Minister kan echtermet regionale voorkeuren geen rekening houden. Voorop staat dat de tbs-gestelden zo snel mogelijk moeten worden geplaatst.
Het is niet aanvaardbaar dat een tbs-gestelde langer in een penitentiaire inrichting blijft wachten op een plaats in de kliniek van zijn voorkeur. Dit is niet verenigbaar met het voormelde beleid en stuit voorts af op het bezwaardat de doorstroming in de inrichtingen verschillend en niet inzichtelijk is. In veel gevallen willen tbs-gestelden graag in de nabijheid van familie verblijven. Veel tbs-gestelden zijn voorts afkomstig uit het westen des lands,terwijl de meeste klinieken in het noorden en oosten liggen. Rekening houden met de herkomst van de tbs-gestelden zou leiden tot verlenging van de wachtlijsten.
De hoofden van de tbs-inrichtingen kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderling tot ruiling van verpleegden overgaan.

secretaris voorzitter

Naar boven