Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0187/TA, 24 mei 2000, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer : 00/187/TA

betreft : [klager] datum: 24 mei 2000

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 15februari 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (verder de inrichting te noemen) te Nijmegen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 9 februari 2000 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de inrichting op het beklag van

[...], verder klager te noemen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen „Zutphen“ te Zutphen, is namens het hoofd van de inrichting gehoord de heer [...], stafmedewerker juridische zaken. Hiervan is hetaangehechte verslag opgemaakt.
Klager heeft geen gebruik willen maken van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. het niet mogen ontvangen van bezoek tijdens separatie;
b. het niet mogen luchten tijdens separatie.

De beklagcommissie heeft de beide onderdelen van het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
2.1. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Het hoofd van de inrichting heeft in het beroepschrift aan zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt het volgende toegevoegd.
Hij kan zich op de beide onderdelen niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. De beklagcommissie heeft klager ten onrechte ontvangen in het beklag over het niet kunnen ontvangen van bezoek tijdens separatie. Het nietkunnen ontvangen van bezoek tijdens separatie vloeit voort uit artikel 3, eerste lid, van de circulaire Regeling rechten tijdens afzondering en separatie (Stcrt. nr. 75 d.d. 20 april 1999). Dit artikel bepaalt dat een verpleegdetijdens separatie het recht op bezoek niet kan uitoefenen, tenzij het hoofd van de inrichting anders beslist. Ook uit de huisregels van de inrichting, paragraaf 6.7.5 sub a, volgt dat het recht om tenminste één uur per week bezoekte ontvangen tijdens separatie niet kan worden uitgeoefend. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld behoeft op een verzoek van een gesepareerde om bezoek te mogen ontvangen niet schriftelijk te worden gereageerd. Eenschriftelijke mededeling is in deze omstandigheid onnodig juridiserend. Een bezoekweigering gedurende de separatie behoeft evenmin nader te worden gemotiveerd. Een weigering ligt immers in de lijn van de motivering van deseparatiebeslissing. De aan klager uitgereikte schriftelijke mededeling is onverplicht uitgereikt.
Ter zitting is hieraan het volgende toegevoegd.
Als de gesepareerde om bezoek vraagt moet in beginsel volstaan kunnen worden met een mondelinge reactie met de strekking dat de omstandigheden die aanleiding tot de separatie vormden het bezoek niet toelaten. Bij wijziging van deomstandigheden tijdens de separatie kan naar bevind van zaken een andere beslissing worden genomen.
In het beroepschrift is ten aanzien van het beklag over niet mogen luchten het volgende aangevoerd.
De verpleegde heeft op grond van artikel 43, derde lid, BVT het recht dagelijks gedurende tenminste een uur in de buitenlucht te verblijven.
Op grond van de voormelde Regeling rechten tijdens afzondering en separatie kan dit recht ook tijdens separatie worden uitgeoefend. In de huisregels van de kliniek, paragraaf 6.7.6, is voorzien in een uitzondering hierop,inhoudende dat het recht om dagelijks gedurende één uur te luchten tijdens separatie niet kan worden uitgeoefend in geval van uitzonderlijke gevaarzettende omstandigheden.
Een voorwaarde die door de inrichting aan het kunnen luchten is gesteld is dat er tenminste contact tussen de gesepareerde en zijn verzorgers is, opdat gezamenlijk afspraken kunnen worden gemaakt over de wijze van luchten.
Klager is op 29 november 1999, tijdens zijn separatie, niet toegestaan een uur in de buitenlucht te verblijven, gegeven zijn precaire omstandigheden van dat moment. Hij was sedert 20 november 1999 op eigen verzoek vanuit eenappartement van de afdeling Resocialisatie en Nazorg weer in de inrichting opgenomen op een normaal beveiligde afdeling. Vanaf 20 november 1999 was hij gesepareerd. Op 29 november 1999 heeft een gesprek plaatsgehad tussen klager enzijn behandelingscoördinator, waarbij de laatste aan klager heeft medegedeeld dat klagers verpleging en behandeling voortaan intramuraal zouden worden voortgezet. Hij zou dus niet terugkeren naar de voormelde transmurale voorzieningvan de resocialisatieafdeling. De vervolgens van klager uitgaande spanning was voelbaar geladen. De spanning kwam als het ware door de deur van de separeerruimte heen. Elk contact tussen klager en zijn verzorgers ontbrak.Inspanningen van de verzorgers ter bevordering van dit contact waren tevergeefs. Deze situatie werd zodanig dreigend gevonden dat in overleg tussen de behandelings-coördinator, het afdelingshoofd en de sociotherapeuten is beslotenhet luchten van klager op die dag niet door te laten gaan, in het belang van de bescherming van de veiligheid van andere personen dan klager of de veiligheid van goederen tegen de gevaarlijkheid van klager en ter voorkoming vanschade aan klagers gezondheid.
Alleen op 29 november 1999 was sprake van „uitzonderlijke gevaarzettende omstandigheden“, als bedoeld in de uitzonderingsbepaling ten aanzien van het luchten in de genoemde huisregel. De beklagcommissie heeft het beklag, gelet ophet vorenstaande, ten onrechte gegrond verklaard. Op de overige dagen van klagers separatie, welke tot 13 december 1999 voort heeft geduurd, heeft klager overigens de gelegenheid gehad telkens een uur te luchten.
Ter zitting is hieraan het volgende toegevoegd.
Het luchten moet in een noodtoestand geweigerd kunnen worden. Er was sprake van een noodtoestand. Klager heeft na zijn gesprek op 29 november 1999 tegen de behandelingscoördinator gezegd: „Ik zeg elke afspraak met jullie op; ik wilniks meer.“ Dit maakte hem geladen, agressief. De staf verwachtte een ontploffing. Het luchten werd daarom niet verantwoord geacht, ook niet met assistentie van een „aantal sterke mannen“.
Dagelijks wordt het luchten actief aangeboden aan de gesepareerde. Indien hij te kennen geeft dat hij daarvan gebruik wil maken wordt bezien of het luchten verantwoord is. In 99% van de gevallen wordt het luchten verantwoord geacht.De inrichting beschikt in de nieuwbouwafdeling over technische voorzieningen, die het mogelijk maken dat de gesepareerde gaat luchten zonder dat daarbij personeel lijfelijk aanwezig is. Ook bij een verblijf in een separeerruimte vande nieuwbouwafdeling kan het voorkomen dat het luchten geweigerd moet worden, indien er gevaar bestaat voor schade aan de gezondheid van de gesepareerde of aan goederen. Klager verbleef niet in een separeerruimte van denieuwbouwafdeling.

2.2. Het standpunt van klager
De beroepscommissie gaat er van uit dat klager ook thans blijft bij zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van het onder 1.a. genoemde onderdeel van het beklag het volgende.
Krachtens artikel 37, eerste lid, BVT heeft de verpleegde het recht ten minste gedurende een uur per week bezoek te ontvangen.
De verpleegde die wordt gesepareerd kan, krachtens artikel 3, eerste lid, van de ministeriële Regeling rechten tijdens afzondering en separatie, het voormelde recht om bezoek te ontvangen niet uitoefenen, tenzij het hoofd van deinrichting anders bepaalt. In beginsel verliest de gesepareerde verpleegde, als gevolg van de separatiebeslissing en op de grond(en) waarop tot separatie is overgegaan, tijdelijk van rechtswege het recht op bezoek.
Ten tijde van het indienen door klager van zijn verzoek hem tijdens de separatie bezoek toe te staan (in het weekeinde van 27 en 28 november 1999) kwam het recht op bezoek hem als gevolg van de separatie niet toe en had het hoofdvan de inrichting hem dit recht niet uitdrukkelijk toegekend. De afwijzing van klagers voormelde verzoek levert dan ook geen schending op van een klager toekomend recht op bezoek. Klager ontleent voorts niet aan enige anderebepaling in de BVT het recht op een gemotiveerd antwoord op het door hem ingediende verzoek. Klager had derhalve niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in het beklag. Het beroep treft derhalve doel.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van het onder 1.b. genoemde onderdeel van het beklag het volgende.
Krachtens het bepaalde bij artikel 43, derde lid, BVT heeft de verpleegde recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag. Gelet op de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993 -1994, 23445,nr. 3) zijn op dit recht geen beperkingen toegelaten. In de Toelichting op de voormelde Regeling rechten tijdens afzondering en separatie is aangegeven dat de verpleegde ondanks separatie het recht behoudt op verblijf in debuitenlucht gedurende tenminste een uur per dag.
De huisregel van de inrichting in paragraaf 6.7.6, inhoudende dat het recht om dagelijks gedurende één uur te luchten tijdens separatie niet kan worden uitgeoefend in geval van uitzonderlijke gevaarzettende omstandigheden, dientwegens strijd met de BVT als onverbindend te worden aangemerkt.
Niettemin is het denkbaar dat het luchten van de gesepareerde geen doorgang vindt indien dit feitelijk onmogelijk is in een concrete noodsituatie. Dat er in het onderhavige geval van zodanige omstandigheden sprake was is deberoepscommissie onvoldoende gebleken. Het beroep is daarom ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het onder 1.a. genoemde onderdeel van het beklag en verklaart klager alsnog niet -ontvankelijk in dit onderdeel.

Zij verklaart het beroep ten aanzien van het onder 1.b. genoemde onderdeel van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. G.J. te Loo, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 24 mei 2000.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/187
Betreft: [klager]

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 20 april 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen „Zutphen“ te Zutphen.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr.N. Jörg, voorzitter;
leden: prof.dr. L.A.J.M. van Eck en mr. G.J. te Loo.
De beroepscommissie werd bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Namens het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek is gehoord de heer [...], stafmedewerker juridische zaken bij de inrichting.

Klager heeft laten weten geen gebruik te willen maken van de gelegenheid zijn standpunt mondeling toe te lichten.

Namens het hoofd van de voormelde inrichting is -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Als de gesepareerde om bezoek vraagt moet in beginsel volstaan kunnen worden met een mondelinge reactie met de strekking dat de omstandigheden die aanleiding tot de separatie vormden het bezoek niet toe laten. Bij wijziging van deomstandigheden tijdens de separatie kan naar bevind van zaken een andere beslissing worden genomen.
Het luchten moet in een noodtoestand geweigerd kunnen worden. Er was sprake van een noodtoestand. Klager heeft na zijn gesprek op 29 november 1999 tegen de behandelingscoördinator gezegd: „Ik zeg elke afspraak met jullie op; ik wilniks meer.“ Dit maakte hem geladen, agressief. Wij verwachtten een ontploffing. Het luchten werd daarom niet verantwoord geacht, ook niet met assistentie van een „aantal sterke mannen“.
Dagelijks wordt het luchten actief aangeboden aan de gesepareerde. Indien hij te kennen geeft dat hij daarvan gebruik wil maken wordt bezien of het luchten verantwoord is. In 99% van de gevallen wordt het luchten verantwoord geacht.De inrichting beschikt in de nieuwbouwafdeling over technische voorzieningen, die het mogelijk maken dat de gesepareerde gaat luchten zonder dat daarbij personeel lijfelijk aanwezig is. Ook bij een verblijf in een separeerruimte vande nieuwbouwafdeling kan het voorkomen dat het luchten geweigerd moet worden, indien er gevaar bestaat voor schade aan de gezondheid van de gesepareerde of aan goederen. Klager verbleef niet in een separeerruimte van denieuwbouwafdeling.

secretaris voorzitter

Naar boven