Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3426/GV, 13 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3426/GV

betreft: [klager]                                                           datum: 13 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 8 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager kan geen bankpas sturen naar zijn vrouw in Brazilië. De enige oplossing om zijn familie van geld te voorzien is door zijn verdiende geld op te sturen. Klagers familie is afhankelijk van zijn inkomen. Hij vraagt verlof om met zijn nieuwe bankpas wat extra geld naar zijn familie over te maken. Voor klager en zijn gezin is het pure noodzaak, omdat zijn gezin in armoede leeft. Namens de Minister is de bestreden beslissing in beroep niet toegelicht. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd, omdat klagers verzoek niet onder de reikwijdte van de wet- en regelgeving valt.

3.         De beoordeling

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) verzocht om incidenteel verlof (onder begeleiding) zodat hij met zijn nieuwe bankpas geld kan sturen naar zijn in Brazilië woonachtige gezin. Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 30 van de Regeling wordt vervolgens een aantal gevallen opgesomd, waarvoor, mits aan de daarin gestelde voorwaarden wordt voldaan, incidenteel verlof kan worden verleend. Die opsomming is blijkens de Nota van toelichting bij de Regeling niet limitatief bedoeld. Voorstelbaar is immers dat ook andere gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk maken. Hoewel de wens van klager om zijn gezin in Brazilië financieel te ondersteunen en hieromtrent een aantal geldzaken te regelen begrijpelijk is, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet, dan wel onvoldoende gebleken dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is bij het regelen van deze financiële transacties. Daarbij is niet gebleken dat de transacties niet op een andere wijze in gang kunnen worden gezet. Daarom kon het verzoek tot incidenteel verlof in redelijkheid worden afgewezen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 13 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven