Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3115/GB, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3115/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager gericht tegen een op 4 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in (de prepassantenafdeling van) het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Vught ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 10 januari 2011 gedetineerd. Hij verblijft op dit moment in het PPC Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Aan klager is niet medegedeeld waarom hij moet worden geplaatst in het PPC Vught en hij is ook niet verplicht hieraan mee te werken. Klager wordt tbs-behandeling in zijn schoenen geschoven alvorens hij naar een tbs-kliniek gaat. Dit is in strijd met de geldende wet- en regelgeving. De rechter heeft klager een gevangenisstraf opgelegd om aansluitend te worden geplaatst in een tbs-kliniek. De Minister handelt daarom onrechtmatig jegens klager. Daarbij is het voor klagers bezoek niet mogelijk hem te bezoeken in het PPC Vught.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing in beroep niet toegelicht.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is als zogenaamde prepassant, conform het beleid als in de memo die door de Minister is overgelegd, in de laatste fase voor zijn geplande plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) in de prepassantenafdeling in het PPC Vught geplaatst. Nu ook een indicatiestelling is overgelegd, is voldaan aan de in voornoemde memo beschreven voorwaarden voor plaatsing op die afdeling.

4.2.      Anders dan namens klager is aangevoerd, is de prepassantenafdeling niet bedoeld vervroegd de behandeling op te starten, maar heeft de plaatsing tot doel de plaatsing in een FPC zo goed mogelijk voor te bereiden. In beginsel is plaatsing op een prepassantenafdeling verplicht, tenzij sprake is van inhoudelijke contra-indicaties. Daarvan is niet gebleken. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven