nummer: R-19/2584/TB
betreft: [klager] datum: 19 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 20 december 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R. Polderman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek, locatie De Voorde te Amersfoort, afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 26 februari 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege die de periode van 4 jaar niet te boven zal gaan. Klager is bij besluit van 5 juli 2016 geplaatst in FPC De Kijvelanden. Op 22 november 2018 heeft klager verzocht hem te over te plaatsen naar FPC Van der Hoeven Kliniek, locatie De Voorde te Amersfoort.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet vinden in de visie van verweerder. Voor zover klager bekend, verblijven er ook tbs-gestelden in De Voorde die niet beschikken over een machtiging transmuraal verlof. De Voorde heeft tevens een samenwerkingsverband met GGz Centraal Zon & Schild, eveneens gelegen op het terrein van De Voorde, die in resocialisatietrajecten de zorg van tbs-gestelden overneemt, al dan niet in een Bopz-kader. Klager is van oordeel dat er op korte termijn stappen gezet dienen te worden richting resocialisatie, mede gelet op zijn gemaximeerde tbs. Hij is thans voldoende gestabiliseerd en gemotiveerd om een volgende stap te maken. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De beslissing tot afwijzing van klagers overplaatsingsverzoek is op goede gronden genomen. De Kijvelanden heeft de mogelijkheid van een toekomstige plaatsing van klager in De Voorde willen onderzoeken. Dit heeft verder geen doorgang gevonden vanwege een incident tegen een staflid (bespugen) waarvan aangifte is gedaan, en vanwege klagers houding en toestandsbeeld. De Kijvelanden geeft onder andere aan dat er sprake is van voortdurend gebruik van zowel soft- als harddrugs en dat klager geen behandeling wil ondergaan. Klager betoogt al voldoende gestabiliseerd te zijn om te worden overgeplaatst, maar dat volgt dan ook niet uit de stukken en wordt niet onderschreven door De Kijvelanden. Daarbij komt dat De Kijvelanden nog voldoende behandelmogelijkheden ziet voor betrokkene. Men wil nog steeds toewerken naar plaatsing in een vervolgvoorziening zoals De Voorde, maar ook FPA Utrecht wordt als optie gezien. Klager krijgt in dit kader behandeling aangeboden die zich voornamelijk richt op stabilisatie, het verkrijgen en het behouden van structuur en het vergroten van het ziektebesef. Er is reeds enige vooruitgang geboekt, zij het dat het geen stappen richting verlof betreft. Overplaatsing wordt contraproductief geacht door De Kijvelanden, nu dit alleen voor vertraging in de behandeling van klager zou kunnen zorgen. Welke weg uiteindelijk wordt ingeslagen is nu nog onduidelijk, maar op dit moment zijn er nog voldoende mogelijkheden voor behandeling van klager in De Kijvelanden.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Bij een verzoek om overplaatsing moet worden gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling, ondanks dat hij een gemaximeerde tbs heeft. Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij De Kijvelanden, waaruit immers naar voren komt dat de Van der Hoeven Kliniek het beschikken over een machtiging voor het verlenen van transmuraal verlof als voorwaarde voor plaatsing van een tbs-gestelde in De Voorde stelt en klager daaraan niet voldoet. Volgens De Kijvelanden voldoet hij zelfs niet aan de voorwaarden om tot begeleid verlof te kunnen komen zoals mee werken aan behandeling, geen middelen gebruiken en geen incidenten veroorzaken. Bovendien heeft de Van der Hoeven Kliniek aangegeven dat klager alleen tijdens de tbs-maatregel op De Voorde zou kunnen verblijven, omdat die instelling alleen crisisplaatsingen opneemt op basis van de Wet Bopz. Begrijpelijk is dat het daarom meer realistisch wordt geacht om te kijken naar meer geschikte vervolgvoorzieningen die voorzien in een verblijf wanneer de tbs-maatregel zal zijn beëindigd en waar klager krachtens een Bopz-machtiging langdurig zal kunnen verblijven en zorg ontvangen. Daartoe zal in eerste instantie de FPA in Utrecht benaderd worden, maar klager zal ook voor een dergelijk traject moeten voldoen aan de voorwaarden om een verlofkader aan te vragen wanneer hij hier binnen zijn lopende tbs-maatregel naar toe overgeplaatst wenst te worden. Gelet hierop is, anders dan klager enkel stelt, nog geen sprake van voldoende stabilisatie om op verantwoorde wijze de door hem gewenste vervolgstappen in zijn behandeling te kunnen nemen. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 juni 2019.
secretaris voorzitter