nummer: 03/2137/JA
betreft: [klager] datum: 27 november 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 4 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 augustus 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Krachtens artikel 74, derde lid, jo. artikel 69, eerste lid, Bjj zal de beroepscommissie klager en de directeur niet in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken omtrent het beroepschrift.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
1.1. de niet-individuele bejegening ingeval van onjuist gedrag van één der groepsleden, alsmede de strengere bejegening van klager;
1.2. het niet uitvoeren van het inrichtingsbeleid 'niet opsluiten, maar opvoeden' door de jeugdigen telkenmale voor futiliteiten uit te sluiten van verblijf in de groep;
1.3. het verbod om meer dan € 3,= aan versnaperingen te besteden.
De beklagrechter heeft het beklag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De beoordeling
Met betrekking tot de onderdeel 1.1 heeft klager niet aangegeven wanneer en waarom hij gestraft is voor het gedrag van een groepsgenoot, noch in welk geval hij strenger wordt aangepakt dan de andere groepsleden. Met betrekking totonderdeel 1.2. heeft klager niet aangegeven bij welke gelegenheid en waarom hij samen met de overige groepsleden is uitgesloten van verblijf in de groep. Hij heeft de onderdelen 1.1 en 1.2 niet voldoende geconcretiseerd, zodat dezeniet vallen onder de reikwijdte van artikel 65 Bjj.
Met betrekking tot onderdeel 1.3 is de beroepscommissie van oordeel dat de vaststelling van het maximaal aan versnaperingen te besteden bedrag een algemene, alle jeugdigen betreffende regeling is, waartegen geen beklag kan wordeningesteld.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal op genoemde drie onderdelen ongegrond worden verklaard.
Het klachtonderdeel betreffende de weigering van de verpleegkundige klager gel tegen droog haar en roos te verstrekken is bij brief van 29 oktober 2003 ter bemiddeling doorgezonden naar de afdeling Justitiële Gezondheidszorg van deDienst Justitiële Inrichtingen.
De beroepscommissie merkt op dat het aanbeveling verdient dat de uitspraak van de beklagrechter niet slechts het klachtnummer vermeldt, doch tevens de aard van de klacht.
Voorts komt het de beroepscommissie onbegrijpelijk voor dat de beklagrechter krachtens artikel 69, eerste lid, Bjj het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk acht, terwijl de uitspraak een 'aantekening mondelinge uitspraak'is, waarbij niet is gebleken van mondelinge mededeling van de uitspraak aan klager en de directeur.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mevrouw drs. G.E. Acton en prof.dr. R.A.R. Bullens , leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 27november 2003
secretaris voorzitter