Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1642/SGA, 06 juni 2019, schorsing
Uitspraakdatum:06-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/1642/SGA   

Betreft : [klager]          datum: 6 juni 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, verder verzoeker te noemen. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 13 mei 2019 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht (kenmerk VU-2019-000433) van […], verder te noemen klager. Het beklag betreft de oplegging van een viertal toezichtmaatregelen, ingaande op 13 maart 2019 om 16.00 uur en eindigend op 13 juni 2019 om 16.00 uur. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.  De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, alsmede het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift. Hoewel verzoeker in de gelegenheid is gesteld op het schorsingsverzoek te reageren, is van verzoeker geen reactie ontvangen.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de beslissing van de beklagcommissie blijkt dat de directeur onvoldoende heeft onderbouwd en derhalve onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom de oplegging van toezichtmaatregelen noodzakelijk is. Nu de directeur de transcripties van de telefoongesprekken niet had overgelegd, kon niet worden beoordeeld wat er tijdens de telefoongesprekken is besproken. De directeur heeft ter onderbouwing van het schorsingsverzoek (alsnog) diverse vertalingen van telefoongesprekken van verzoeker overgelegd. Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de directeur ter onderbouwing van het schorsingsverzoek alsnog de transcripties van de door verzoeker gevoerde telefoongesprekken heeft overgelegd en daaruit naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in voldoende mate blijkt van (enige mate van) mogelijk voortgezet crimineel handelen. Onder deze omstandigheden dient het verzoek tot schorsing te worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beroepscommissie op het onderliggende beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter  in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 6 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven