Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3165/GB, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3165/GB

Betreft:            [klager]                                               datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Pedrotti, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 12 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.   De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Detentiecentrum Schiphol of de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 20 november 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

De Minister is onvoldoende ingegaan op de klager aangevoerde persoonlijke belangen. Klager verblijft in een VRIS-locatie en wordt op een andere wijze behandeld dan niet-vreemdelingen. Deze handelswijze is in strijd met verscheidene internationale verdragen. Het VRIS-systeem staat voorts niet in de weg aan een overplaatsing. Klager verwijst in dat kader naar twee uitspraken van de RSJ van 12 oktober 2018 en van 26 juni 2018 (17/3474/GB). In het geval van klager geldt dat sprake is van een lang strafrestant, dat zou moeten leiden tot toewijzing van zijn verzoek.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.

Van het bepaalde in artikel 20b van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt slechts afgeweken indien sprake is van zwaarwegende gronden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Klager ontvangt regelmatig persoonlijk bezoek, heeft een aantal keren bezoek zonder toezicht gehad en maakt gebruik van Skype om contact te onderhouden met zijn bezoek. Dat klagers moeder wegens medische redenen niet tot reizen in staat zou zijn, wordt niet schriftelijk onderbouwd.

4.         De beoordeling

4.1.      Voor zover namens klager is aangevoerd dat met de handhaving van de plaatsing van klager in de p.i. Ter Apel sprake zou zijn van schending van internationale verdragsrechtelijke bepalingen, merkt de beroepscommissie het volgende op. Nederland heeft bij een aantal van die verdragsbepalingen het voorbehoud gemaakt dat beperking van in die verdragen opgenomen vrijheden of rechten bij wet kan geschieden. Dat is hier het geval. Om die reden hoeven deze argumenten niet te leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.

4.2.      Klager heeft na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland, in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten. Daartoe wordt echter slechts overgegaan, indien sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden.

4.3.      Daarvan is in casu naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. Zij neemt daartoe in aanmerking dat uit het selectieadvies blijkt dat klager in de p.i. Ter Apel meermaals bezoek heeft ontvangen van familie en vrienden/vriendinnen. Daarnaast maakt klager gebruik van Skype om met hen contact te onderhouden en zijn drie van zijn vier kinderen op bezoek geweest bij ouder-kinddagen. Bovendien heeft klager van de mogelijkheid tot bezoek zonder toezicht gebruik gemaakt. De bestreden beslissing kan daarom - ondanks klagers lange strafrestant -, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven