nummer: R-18/2439/GA
betreft: [klager] datum: 3 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.S. Rozenbeek, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 7 december 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.S. Rozenbeek om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de omstandigheid dat tijdens een celinspectie klagers strafdossier (op een USB-stick) is ingezien, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Op grond van artikel 68, zevende lid, van de Pbw, kan indien een klacht gegrond wordt verklaard, een tegemoetkoming worden toegekend. Uitgangspunt is dat de rechtsgevolgen, na een gegrond verklaarde klacht, ongedaan worden gemaakt. In het geval van klager is dat echter niet mogelijk. In casu is inbreuk gemaakt op een van de meest fundamentele rechten van een gedetineerde, namelijk zijn privacy. Juist om die reden verzoekt hij om een tegemoetkoming. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd.
Reeds in de bemiddelingsfase is aan klager een tegemoetkoming aangeboden. Klager heeft dit aanbod van de hand gewezen en gaf daarbij aan geen behoefte te hebben aan een tegemoetkoming. Voorts is van belang dat zowel klager als zijn advocaat niet ter zitting zijn verschenen, zodat in ieder geval mondeling het belang van een tegemoetkoming kon worden toegelicht. Immers, het is in het belang van alle betrokken partijen om een geschil in der minne te schikken. Gelet op deze omstandigheden is een tegemoetkoming gepasseerd station.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de directeur onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot klagers USB-stick. Volgens de beklagcommissie is evenwel niet gebleken dat inhoudelijk naar de documenten is gekeken en daarom is de beklagcommissie van oordeel dat klager geen nadeel heeft ondervonden en niet in zijn belangen is geschaad. De beroepscommissie acht die beslissing juist.
Nu verder onweersproken is dat de directeur klager al in de bemiddelingsfase een tegemoetkoming heeft aangeboden en klager hieraan geen behoefte had, ziet de beroepscommissie te minder aanleiding alsnog te bepalen dat klager een tegemoetkoming toekomt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 3 juni 2019.
secretaris voorzitter