nummer: R-18/149/GA
betreft: [klager] datum: 13 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. E.K.A. van den Bos, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend voor de periode tussen de aan de directeur opgedragen beslissing en de daadwerkelijke plaatsing van klager in een z.b.b.i. (LW-2017-442), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 100,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het onvoldoende voortvarend zorg dragen voor klagers plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Voorts heeft de beklagcommissie de directeur opgedragen voor 2 februari 2018 een nieuwe beslissing te nemen en aan klager toegekend een tegemoetkoming van € 25,= per dag waarop de directeur deze beslissing nadien nog niet heeft genomen.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend voor de periode gelegen tussen de aan de directeur opgedragen beslissing en de daadwerkelijke plaatsing van klager in een z.b.b.i. Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat klager op het moment van de beslissing niet per direct in een z.b.b.i. zal komen. Gezien de langdurige nalatigheid van de directeur en de persoonlijke belangen van klager zou de tegemoetkoming per dag moeten voortduren tot klager daadwerkelijk in een z.b.b.i. is geplaatst, om zo de directeur verder aan te sporen zo spoedig mogelijk in actie te komen. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager is op 19 februari 2018 overgeplaatst naar de locatie Esserheem. Na het moment van uitbrengen van het selectieadvies door de directeur op 23 januari 2018 lag de daadwerkelijke plaatsing van klager in een z.b.b.i. niet meer in de macht van de directeur, maar van de selectiefunctionaris. Het ligt daarom niet in de rede om de directeur verantwoordelijk te houden voor de daadwerkelijke plaatsing.
3. De beoordeling
Ten tijde van de uitspraak van de beklagcommissie was de beslissing tot plaatsing van klager in een z.b.b.i. op grond van artikel 2 van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Daarmee lag de daadwerkelijke plaatsing van klager in een z.b.b.i. dan ook niet in de macht van de directeur, maar in die van de selectiefunctionaris. De uitspraak van de beklagcommissie voor zover de directeur wordt opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen dient vernietigd te worden, aangezien de directeur niet de bevoegdheid heeft een dergelijke beslissing te nemen. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming voor elke dag dat die beslissing niet is genomen, kan dan ook niet voor rekening van de directeur komen. De beroepscommissie zal in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen. Hetgeen voor het overige in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover de directeur wordt opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen en een tegemoetkoming wordt toegekend voor elke dag dat die beslissing niet is genomen. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 13 juni 2019.
secretaris voorzitter