nummer: 03/2138/JA
betreft: [klager] datum: 27 november 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 4 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 augustus 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Krachtens artikel 74, derde lid, jo. artikel 69, eerste lid, Bjj zal de beroepscommissie klager en de directeur niet in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken omtrent het beroepschrift.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
1.1. het ontnemen van rechten aan klager;
1.2. de invulling van het dagprogramma.
De beklagrechter heeft het beklag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De beoordeling
Met betrekking tot de onderdelen 1.1 heeft klager niet aangegeven welke rechten hem ontnomen worden. Hij heeft zijn klacht niet geconcretiseerd, zodat deze niet valt onder de reikwijdte van artikel 65 Bjj.
Met betrekking tot onderdeel 1.2 stelt klager dat een aantal programmaonderdelen door hun kinderachtige inhoud geschikt is voor twaalfjarigen.
De invulling van het dagprogramma, zoals deze voor alle leden van klagers groep geldt, dient te worden beschouwd als een voor alle jeugdigen van klagers groep geldende beslissing, waartegen geen beklag kan worden ingesteld.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt op dat het aanbeveling verdient dat de uitspraak van de beklagrechter niet slechts het klachtnummer vermeldt, doch tevens de aard van de klacht.
Voorts komt het de beroepscommissie onbegrijpelijk voor dat de beklagrechter krachtens artikel 69, eerste lid, Bjj het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk acht, terwijl de uitspraak een 'aantekening mondelinge uitspraak'is, waarbij niet is gebleken van mondelinge mededeling van de uitspraak aan klager en de directeur.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mevrouw drs. G.E. Acton en prof.dr. R.A.R. Bullens , leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 27november 2003
secretaris voorzitter