Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0500/TB, 14 september 2000, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/500/TB

betreft: [klager] datum: 14 september 2000

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 6 maart 2000 beslist tot klagers plaatsing in het Dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht (hierna: het MI).

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 13 maart 2000 van klager, ingekomen op het secretariaat d.d. 15 maart 2000, alsmede zijn aanvullingen daarop die op 23 maart 2000 en 14 april 2000 op het secretariaat zijn ingekomen;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 7 juni 2000 van de Minister over de aangevochten beslissing.

Klager is ter zitting d.d. 25 juli 2000 van de beroepscommissie gehoord. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
De Minister is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt mondeling toe te lichten, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). Bij brief d.d. 8 februari 2000 heeft het MI de Minister geadviseerd klager te plaatsen in het MI.De Minister heeft overeenkomstig dit advies beslist. Klager is op 17 april 2000 in het MI geplaatst.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in het MI. Het gaat wel redelijk met hem in het MI. Hij volgt daar onderwijs (taal en rekenen). Daarna wil hij verder studeren in de techniek, omdat hij later voor een baas wilwerken. Hij heeft een tweetal
getuigschriften van in Suriname genoten opleidingen (gewoon lager onderwijs en de opleiding schipper-motorist aan de Surinaamse Scheepvaart School) overgelegd.
Hij kan goed met het personeel van het MI opschieten. Hij wil toch niet in die inrichting blijven. Hij wil liever naar de TBS-Kliniek De Singel te Amsterdam met het oog op bezoek van zijn familie die in Amsterdam woont. Een van zijnfamilieleden heeft een auto, maar als deze geen zin heeft om te rijden moet de overige familie per trein reizen.
De opmerking in de medische verklaring d.d. 2 mei 2000 van de forensisch psychiater dat klager spontaan meldde in het MI te willen blijven is fout.
Hij wil dan ook om overplaatsing vragen. Verder wil hij verlof. Het liefst wil hij invrijheidsstelling. Hij heeft geen zwaar delict gepleegd. Hij heeft wel iemand bedreigd, maar hij heeft deze verder met rust gelaten.

4.2. Het standpunt van de Minister
Krachtens artikel 12 BVT dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 BVT gestelde eisen. Hieraan is uitvoering gegeven door selectie van klager voor het MI en, natoetsing door het MI van deze selectie aan de eisen van artikel 11 BVT, zijn plaatsing in die inrichting. In het plaatsingsadvies d.d. 8 februari 2000 heeft het MI aangegeven dat bij klager sprake is van een defectschizofrenie.Klager functioneert verstandelijk op benedengemiddeld niveau. Ten aanzien van een eventueel beheers- en vluchtrisico is niet van bijzonderheden gebleken. Vóór zijn plaatsing in het MI verbleef klager op de individuelebegeleidingsafdeling van het huis van bewaring te Haarlem. Tijdens het gesprek dat een psycholoog van het MI in het kader van klagers selectie met klager voerde bleek dat klager niet beschikt over ziekte-inzicht. In hetinterpersoonlijk contact toonde klager zich motorisch onrustig en structuurloos. In het kader van klagers beroep tegen de verlenging van zijn passantentermijn (00/554/TP) is een medische verklaring d.d. 2 mei 2000 van de ForensischPsychiatrische Dienst te Utrecht overgelegd. Blijkens die verklaring slaapt klager goed, eet hij normaal en draait hij normaal mee in het dagprogramma binnen het MI. Klager heeft tegenover de forensisch psychiater spontaan opgemerktdat hij wel in het MI wil blijven, maar dat hij het liefst in vrijheid wordt gesteld. Klager is het niet eens met zijn veroordeling.
Klager heeft positief gereageerd op het plaatsingsadvies d.d. 3 maart 2000 van het MI, waarbij wel de indruk bestond dat hij niet echt leek te beseffen waar het om ging.

5. De beoordeling
Voorzover klager heeft willen aanvoeren dat hij ten onrechte tot tbs is veroordeeld, valt dit buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voor teleggen aan de rechter die over de verlenging van de terbeschikkingstelling beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in (dan wel overplaatsing naar) een bepaalde tbs-inrichting.

Klager heeft ter ztting van de beroepscommissie verzocht om verlof en overplaatsing naar de TBS-Kliniek De Singel. De beroepscommissie is wettelijk niet bevoegd daarop te beslissen en verwijst klager terzake naar zijnbehandelaarscoördinator van het MI dan wel de Minister.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de BVT in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden.

De beslissing tot plaatsing van klager in het MI is genomen overeenkomstig het daartoe strekkende plaatsingsadvies d.d. 3 januari 2000 van het MI. Dit advies vermeldt in zakelijke termen onder meer klagers geslacht, zijnintelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en vermeldt geen vermeldenswaardigheden omtrent een beheers/vluchtrisico.
In dat advies zijn geen overwegingen gewijd aan een voor klager wenselijk te achten behandeling.
Het ontbreken van een nadere motivering geeft in de onderhavige zaak geen aanleiding om het beroep op die grond gegrond te verklaren, nu klager geen zwaarwegende argumenten heeft aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot hetoordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn in Amsterdam wonende familie is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in het MI niet in strijd met de BVT en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 september 2000.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/500/TB

Betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 25 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is klager.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het gaat wel redelijk met hem in het MI. Hij volgt daar onderwijs (taal en rekenen). Daarna wil hij verder studeren in de techniek, omdat hij later voor een baas wil werken.
Hij kan goed met het personeel van het MI opschieten. Hij wil toch niet in die inrichting blijven. Hij wil liever naar de TBS-Kliniek De Singel te Amsterdam met het oog op bezoek van zijn familie die in Amsterdam woont. Een van zijnfamilieleden heeft een auto, maar als deze geen zin heeft om te rijden moet de overige familie per trein reizen.
De opmerking in de medische verklaring d.d. 2 mei 2000 van de forensisch psychiater dat klager spontaan meldde in het MI te willen blijven is fout.
Hij wil dan ook om overplaatsing vragen. Verder wil hij verlof. Het liefst wil hij invrijheidsstelling. Hij heeft geen zwaar delict gepleegd. Hij heeft wel iemand bedreigd, maar hij heeft deze verder met rust gelaten

secretaris voorzitter

Naar boven