Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3268/GV, 24 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3268/GV

betreft: [klager]                                               datum: 24 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de onderliggende stukken.  De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd, althans op onjuiste gronden afgewezen. Uit het feit dat aan klager een disciplinaire straf is opgelegd in verband met een vechtpartij met een medegedetineerde, kan niet worden afgeleid dat bij verlof risico’s bestaan voor een problemen als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van klagers. De bestreden beslissing voorziet niet in een nadere onderbouwing van deze weigeringsgrond. Daarnaast heeft zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de politie positief geadviseerd op klagers verlofaanvraag en is thans sprake van negatieve urinecontroles. Ook is sinds voornoemd incident enige tijd verstreken. In het licht van de te maken belangenafweging heeft de Minister klagers verlofaanvraag in redelijkheid niet kunnen afwijzen. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Op 18 februari 2019 is aan klager een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd, omdat hij bij een geweldsincident met een medegedetineerde betrokken is geweest. Deze beslissing is genomen op grond van het feit dat klager door middel van een stoel en een koekenpan een medegedetineerde heeft aangevallen. Door tijdig ingrijpen van het afdelingspersoneel is verdere escalatie van de situatie voorkomen en is hij naar de afzonderingsafdeling overgebracht. Aan klager zijn eerder (in 2018) disciplinaire straffen opgelegd, wegens het niet kunnen beheersen van zijn agressie en vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole en het weigeren van een urinecontrole. Op grond van het voorgaande hebben de vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg (mdo) beslist dat ten aanzien van zijn verlofaanvraag mogelijk positief wordt geadviseerd, mits hij in een periode van zes weken positief gedrag vertoont. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichtingen Zwolle en het mdo hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Op 18 februari 2019 is klager bij een geweldsincident met een medegedetineerde betrokken geweest en is hij naar de afzonderingsafdeling overgebracht. Klager heeft met een stoel en een koekenpan geprobeerd de betreffende medegedetineerde te lijf te gaan. Door tijdig ingrijpen van het afdelingspersoneel is verdere escalatie van de situatie voorkomen. Op basis van dit incident hebben de vrijhedencommissie en het mdo de voorwaarde gesteld dat klagers gedrag de komende zes weken als ‘groen’ moet zijn gekwalificeerd. Op 1 april 2019 kan in het kader van klagers verlofaanvraag mogelijk een positief advies worden gegeven. Hoewel het voorgaande met klager is besproken, wenste hij zijn verlofaanvraag toch in te dienen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De reclassering adviseert bij het verlenen van vrijheden elektronische controle toe te passen, omdat klager tot de overvallersdoelgroep behoort.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens diefstal met geweld of bedreiging met geweld en handelen in strijd met de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 maart 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. In klagers geval is sprake van omstandigheden die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en die, ondanks het positieve advies van het OM, een afwijzing van de verlofaanvraag rechtvaardigen. Op 18 februari 2019 is namelijk aan klager een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd, met verwijdering van de televisie, wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde. Klager heeft geprobeerd de betreffende medegedetineerde met een stoel en een koekenpan aan te vallen. Dit incident strookt met zijn functioneren in de inrichting. Daarover is in de stukken opgemerkt dat klager regelmatig op zijn houding en gedrag moet worden aangesproken en verbale agressie jegens het inrichtingspersoneel vertoont. Verder heeft hij moeite met het oplossen van conflicten, hetgeen ten aanzien van medegedetineerden in fysieke agressie kan uitmonden. Hoewel klager bij de laatste urinecontroles negatief heeft gescoord, was op 3 januari 2019 en 8 januari 2019 bij een herhalingsonderzoek sprake van een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van cannabis.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 24 mei 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven