Nummer: R-19/3029/GB
Betreft: [klager] datum: 28 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.C. Gelok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 februari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 22 augustus 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van het JC Zaanstad.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met het bestreden besluit, omdat hij vindt dat hem wel detentiefasering toegestaan dient te worden en hij daarom doorgeplaatst dient te worden naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Uit het selectieadvies blijkt dat is geadviseerd tot selectie voor de gevangenis van het JC Zaanstad op grond van het advies van de reclassering om de klinische behandeling te laten plaatsvinden op grond van artikel 43 of gedurende een penitentiair programma (p.p.). Klager meent dat het advies anders had geluid indien het advies van de reclassering anders was geïnterpreteerd. Ook het bestreden besluit had daarom anders moeten luiden. Daarbij is klager nooit akkoord gegaan met het selectieadvies en heeft hij zeker niet zijn voorkeur voor het JC Zaanstad uitgesproken. In bezwaar heeft klager bovendien betwist dat hij zijn voorkeur voor het JC Zaanstad heeft uitgesproken. Hij heeft expliciet aangegeven dat hij voorkeur heeft voor een inrichting waar een PlayStation 2 is toegestaan. De Minister had een inhoudelijk oordeel moeten geven over klagers toelichting in bezwaar dat de opmerking van de reclassering in het EC-deeladvies niet in de weg hoeft te staan aan detentiefasering. Klagers verzoek tot detentiefasering is wel degelijk in behandeling genomen door de directeur van de inrichting, maar hierop is negatief geadviseerd door de directeur en negatief beslist door de Minister.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van 12 december 2018 volgt dat het verzoek van de directeur betrekking heeft op een overplaatsing naar een gesloten gevangenis. De beslissing van de Minister richt zich daarom op dit verzoek. Indien klager overgeplaatst wenst te worden naar een (z.)b.b.i., kan hij hiertoe een verzoek indienen bij de inrichting. Indien het verzoek niet in behandeling wordt genomen, kan beklag worden ingediend. In het selectieadvies staat vermeld dat klager heeft uitgesproken graag in het JC Zaanstad te willen blijven. De Minister mocht uitgaan van de juistheid van die informatie. De beslissing om op grond van die informatie klager te selecteren voor de gevangenis van het JC Zaanstad, is dan ook niet onredelijk. De lijst met toegestane voorwerpen is bij het nemen van een dergelijke beslissing van ondergeschikt belang. Ten slotte wordt opgemerkt dat klager in het kader van het voor hem uitgezette traject op 1 februari 2019 een intakegesprek heeft gehad bij FPC Van der Hoeven Kliniek, waarvoor hem incidenteel verlof is verleend.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt voorop dat de Minister een gedetineerde op voorstel van de directeur dan wel op grond van een verzoek van een gedetineerde zelf ex artikel 18 van de Pbw kan overplaatsen naar een andere inrichting of afdeling, al dan niet met een ander beveiligingsniveau of regime. In casu is sprake van een voorstel van de directeur, nu het selectieadvies een ‘selectieadvies inrichting’ betreft en geen ‘selectieadvies gedetineerde’. Dat sprake is van een voorstel van de directeur kan ook worden afgeleid uit de conclusie van het selectieadvies. Daarom kon de Minister in redelijkheid vaststellen dat geen sprake is van een verzoek tot detentiefasering ex artikel 18 van de Pbw, maar van voorstel van de directeur tot doorplaatsing van klager naar een gevangenis.
4.2. Uit het selectieadvies volgt dat klager is veroordeeld in eerste aanleg. De directeur doet daarom het voorstel tot doorplaatsing van klager van het huis van bewaring naar de gevangenis. Uit artikel 10 van de Pbw volgt dat gevangenissen zijn bestemd voor de opneming van personen die, al dan niet onherroepelijk, zijn vrijheidsstraf zijn veroordeeld. In het selectieadvies staat vermeld dat klager zijn voorkeur heeft uitgesproken voor de gevangenis van het JC Zaanstad. De Minister kon in redelijkheid uitgaan van de inhoud en juistheid van het advies en de beslissing om klager te plaatsen in de gevangenis van het JC Zaanstad kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het al dan niet mogen invoeren van een PlayStation 2 vormt bovendien in beginsel geen selectiecriterium. De bestreden beslissing kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 mei 2019.
secretaris voorzitter