nummer: R-19/2848/GM
betreft: [klager] datum: 21 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 februari 2019 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2019, gehouden in de p.i. Vught. Klager heeft aan de p.i.w.-er die klager naar zitting zou begeleiden, meegedeeld niet ter zitting te willen verschijnen en dat het beroep op de stukken kan worden afgedaan. De tandarts verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de klacht ingediend op 21 september 2018 en het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 22 november 2018, betreft het beschadigen van klagers gouden kronen/voortanden bij het reinigen van zijn gebit op 21 september 2018.
2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Tijdens het behandelen van klagers gebit heeft de tandarts met gereedschap zijn twee gouden tanden beschadigd. Vóór de behandeling waren de gouden tanden krasvrij. De tandarts heeft vervolgens zijn gouden tanden gepolijst. Klager is niet tevreden over het resultaat.
De tandarts heeft via het hoofd zorg aangegeven dat het door klager gestelde opgelost kan worden. Afgesproken is dat klager terug naar de tandarts gaat, hetgeen klager niet heeft gedaan.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht uit de stukken en de behandeling ter zitting aannemelijk geworden dat mogelijk door het reinigen/polijsten van klagers gebit schade aan klagers gouden kronen/voortanden is ontstaan. Deze mogelijke schade is door de beroepscommissie niet waargenomen omdat klager geweigerd heeft ter zitting te verschijnen. Door de tandarts is meegedeeld dat de mogelijke schade aan de gouden kronen/voortanden hersteld kan worden door de tanden (opnieuw) te polijsten. Dit is aan klager meegedeeld maar hij heeft zich niet opnieuw tot de tandarts gewend. In dit licht gezien is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 mei 2019.
secretaris voorzitter