Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2647/GA, 28 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

 

nummer:          R-19/2647/GA

betreft: [klager]                                                                                  datum: 28 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 28 december 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven. Als toehoorder was aanwezig mevrouw mr. M. Simpelaar, senior secretaris bij de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager na zijn overplaatsing lang heeft moeten wachten op zijn goederen (Eh 2018/000042).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - samengevat - als volgt toegelicht. Klager is op 3 september 2018 overgeplaatst van de p.i. Zwaag naar de locatie Esserheem. Op 2 oktober 2018 is klager overgeplaatst van de locatie Esserheem naar de locatie Norgerhaven. Pas op 8 oktober 2018 ontving hij in Norgerhaven zijn goederen. Vanaf de overplaatsing vanuit de p.i. Zwaag heeft klager dus vijf weken moeten wachten op zijn goederen, wat buitensporig lang is. Klager is het niet eens met het oordeel van de beklagcommissie dat de directie van de locatie Norgerhaven de goederen niet langer dan een week onder zich heeft gehad en dat dit geen onredelijke termijn is. Klager heeft weken lang niet kunnen beschikken over zijn notitieboekje met telefoonnummers, waardoor inbreuk is gemaakt op art. 39, eerste lid, van de Pbw en op het recht op family life ex artikel 8 van het EVRM. Bovendien heeft de directeur van de locatie Norgerhaven zijn zorgplicht geschonden door er niet voor te zorgen dat klager zijn spullen direct na aankomst kon ontvangen, terwijl klager daar wel meermalen om heeft verzocht. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - samengevat - als volgt toegelicht. De goederen zijn rechtstreeks vanuit de p.i. Zwaag verstuurd naar de locatie Norgerhaven. Daar zijn ze na ontvangst binnen een week aan klager overhandigd. De directeur van de locatie Norgerhaven heeft adequaat gehandeld. Klager is overgeplaatst vanuit de p.i. Zwaag, vanwege de sluiting van de inrichting. Als de goederen al te lang onderweg zijn geweest, dan komt dat doordat de p.i. Zwaag vanwege de sluiting van de ISD-afdeling steken heeft laten vallen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de  directeur van de p.i. Zwaag.

3.         De beoordeling

Vast is komen te staan dat klager op 3 september 2018 vanwege de sluiting van de p.i. Zwaag is overgeplaatst naar de locatie Esserheem. Op 2 oktober 2018 is klager overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven. Op of omstreeks 8 oktober 2018, in ieder geval in week 41, heeft klager zijn goederen ontvangen. Dat is na ongeveer vijf weken na zijn overplaatsing vanuit de p.i. Zwaag. De beklagcommissie heeft vastgesteld dat de goederen in week 41 zijn ontvangen in de locatie Norgerhaven, nadat ze begin september al door de p.i. Zwaag verzonden waren c.q. hadden moeten worden. Gelet op die vaststelling had het - in het kader van de voor de beklagcommissie geldende doorzendplicht - op de weg van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven gelegen om de klacht door de sturen naar de p.i. Zwaag.
De beroepscommissie zal het beklag niet alsnog ter behandeling doorzenden aan de beklagcommissie van de p.i. Zwaag, maar het beklag om proceseconomische redenen in eerste en hoogste aanleg zelf afdoen. De beroepscommissie is van oordeel dat het gelet op alle omstandigheden van het geval, namelijk de sluiting van de p.i. Zwaag en de overplaatsingen, niet onredelijk lang heeft geduurd voordat klager zijn goederen heeft ontvangen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de directeur van de locatie Norgerhaven de goederen onredelijk lang onder zich heeft gehouden voordat de goederen aan klager zijn verstrekt. Daarom kan zowel de directeur van de p.i. Zwaag als de directeur van de locatie Norgerhaven geen verwijt worden gemaakt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 mei 2019.

secretaris        voorzitter

 

Naar boven