Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2055/GA, 31 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

     

  nummer:        R-18/2055/GA

betreft: [klager]                                               datum: 31 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen, ingaand op 10 augustus 2017 en eindigend op 15 augustus 2017, in afwachting van een beslissing van de selectiefunctionaris (Eh 2017/000343).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep schriftelijk toegelicht. De uitspraak van de beklagcommissie van 22 juni 2018 (Eh 2017/000545) had uitsluitend betrekking op de ordemaatregel ingaand op 15 augustus 2017 en eindigend op 20 augustus 2017. Gelet daarop had de beklagcommissie klager ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. De directeur blijft bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie en voegt daaraan toe dat tijdens de beklagzitting naar aanleiding van de klacht met het kenmerk Eh 2017/000545 zowel de ordemaatregel van 10 augustus 2017 als die van 15 augustus 2017 inhoudelijk zijn behandeld. De uitspraak van de beklagcommissie van 22 juni 2018 ziet daarom op beide opgelegde ordemaatregelen.

3.         De beoordeling

Uit de uitspraak van de beklagcommissie van 22 juni 2018 volgt niet dat het onderhavige en separaat ingediende klaagschrift inhoudelijk bij die uitspraak is betrokken. Noch het klaagschrift met kenmerk Eh 2017/000343 noch de plaatsing in afzondering in de periode van 10 augustus 2017 tot en met 15 augustus 2017 zijn in de uitspraak vermeld. Dat de onderhavige ordemaatregel ter zitting wel inhoudelijk aan de orde kan zijn gekomen doet hieraan niet af. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde in afzondering worden geplaatst op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw, te weten:

a.         indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;

b.         indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is;

c.         in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde;

d.         indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

In de beslissing waarvan beklag wordt als reden voor de oplegging van de ordemaatregel uitsluitend vermeld dat dit in afwachting van de overplaatsing van klager is. De directeur heeft voor het overige in de beslissing niet gemotiveerd waarom de plaatsing in afzondering noodzakelijk was op een van de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw de en waarom niet kon worden volstaan met een minder ingrijpende ordemaatregel. Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Daarom zal het beroep gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 31 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven