Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1815/GA, 08 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

       

nummer:          R-18/1815/GA

betreft: [klager]            datum: 8 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Kuyp, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 13 september 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag over het te laat opstellen van klagers verblijfsplan, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Er is geen rechtsregel waaruit volgt dat klager het nadeel moet bewijzen. Klagers nadeel bestaat erin dat hij langer dan noodzakelijk in onzekerheid heeft verkeerd, niet alleen over de inhoud van het verblijfsplan, maar ook over de voortvarendheid waarmee personeel van de p.i. werkt. Klager heeft ook zelf bij zijn advocaat stukken ten behoeve van het verblijfsplan moeten opvragen, wat belkosten met zich heeft meegebracht en waar hij tijd en energie in heeft moeten steken. De termijnoverschrijding bedraagt meer dan 25% van de termijn genoemd in de wet en is daarom aanzienlijk te noemen. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De bewijslast voor de stelling van klager dat hij wel degelijk nadeel heeft ondervonden berust bij klager. Het was in de gegeven omstandigheden misschien ongebruikelijk, maar niet onredelijk om klager te vragen of hij mogelijkerwijs zelf over het benodigde reclasseringsrapport beschikte. Dat hij vervolgens zijn advocaat hiervoor heeft benaderd en belkosten heeft gemaakt is klagers eigen keuze geweest. De casemanager heeft van meet af aan adequaat gewerkt en zich herhaaldelijk ingespannen om de termijnoverschrijding zo beperkt mogelijk te houden.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter geen tegemoetkoming toe te kennen. Zij acht aannemelijk geworden dat klager ten gevolge van de bewuste termijnoverschrijding ongemak heeft ervaren en acht daarom een tegemoetkoming aangewezen. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen, te weten € 5,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 8 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

.  

Naar boven