nummer: 03/1823/GA
betreft: [klager] datum: 10 november 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 24 juli 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag van penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord Holland Noord te Hoorn, welke op 25 juli 2003 is verzonden aande directeur en op 1 augustus 2003 aan klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.
Klagers raadsman, mr. S.L.J. Janssen, advocaat te 's-Gravenhage, heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel in de locatie Zuijderbos voor de duur van veertien dagen, wegens (kortweg) het gevaar van onttrekking aan verdere detentie; en
b. de verdere tenuitvoerlegging van de ordemaatregel onder a in de landelijke
afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught.
De beklagrechter heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De brief waarop in het rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) wordt gedoeld, is creatief geïnterpreteerd. Klagerheeft niet bedoeld de inrichting te willen ontvluchten. Hij heeft die brief inderdaad geschreven. Klager wilde daarin enkel aangeven dat hij, alvorens de zitting in zijn strafzaak begon, met enkele jongens nog een en ander hadwillen doorspreken. Omdat klager in Antwerpen woont, moest er iemand naar Antwerpen om klagers administratie op te halen. Iets soortgelijks heeft klager ook gezegd tijdens door hem gevoerde telefoongesprekken. Klager waren toenbeperkingen opgelegd. Als klager toen zou hebben gesproken over een gijzelingsplan dan was er wel opgetreden door justitie. Klager is van mening dat de Griprapportage tegenstrijdig is. Klager is vanuit de landelijkeafzonderingsafdeling overgeplaatst naar het huis van bewaring in Grave. Toen hij daar aankwam, kreeg hij goederen uitgereikt die vanuit Zwaag waren overgebracht. Uit die goederen mist klager een agenda, kennelijk is die doorjustitie in beslag genomen. De afzonderingsbeslissing is een beslissing die door de directeur van de inrichting wordt genomen. Justitie heeft hem op lijst 2 geplaatst. Toen klager in Amsterdam in voorlopige hechtenis werd genomen,heeft hij verklaard graag in Amsterdam te willen blijven. Klager heeft iets dergelijks tegen een penitentiair inrichtingswerker verklaard. Die p.i.w.-er maakt daar vervolgens een verhaal van dat klager zou willen ontsnappen.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De recherche heeft een aantal stukken van klager in beslag genomen. De directeur heeft daar kopieën van gekregen en heeft die aan de beroepscommissie overgelegd. Naar aanleiding van klagers brief, die door de directeur terbeoordeling aan het Grip is doorgezonden, kreeg de directeur vrij snel het Griprapport waar klager op doelt. Dat rapport was voor de directeur aanleiding om klager in afzondering te plaatsen. Omdat die afzondering niet in de locatieZwaag ten uitvoer gelegd kon worden, is in overleg met de selectiefunctionaris besloten om de ordemaatregel in de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught ten uitvoer te leggen.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a van het beklag kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hetberoep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel b van het beklag. De directeur heeft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Pbw gebruik gemaakt vanzijn bevoegdheid om – in overeenstemming met de selectiefunctionaris – de tenuitvoerlegging van de onderhavige ordemaatregel in een andere inrichting te laten plaatsvinden. Klager is daarom ontvankelijk in zijn beklag. Niet kanworden gezegd dat de onderhavige beslissing van de directeur is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch moet die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk ofonbillijk worden geacht. Dat maakt dat het beklag onder b alsnog ongegrond moet worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel b van het beklag en verklaart dit (onderdeel van het) beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 november 2003
secretaris voorzitter