Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2502/GB, 16 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/2502/GB

Betreft:            [klager]                                                   datum: 16 april 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Broere, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 12 december 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 30 september 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Grave.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het is juist dat klager wel bezoek ontvangt, maar dit komt voornamelijk omdat hij nog relatief kort in detentie verblijft. Naarmate de detentie langer zal duren zal de bereidheid van klagers netwerk afnemen hem te bezoeken in verband met de lange reistijd naar de p.i. Grave. Klagers bezoek kom uit Bergen op Zoom en België. De geplande bezoektijd van 08.45 uur is voor het bezoek niet haalbaar. Zij zijn grotendeels afhankelijk van het OV. Feitelijk betekent het dat klager zijn bezoek ongeveer 15-20 minuten kan zien en spreken. Klager wenst graag bezoek te ontvangen van zijn zieke oma, maar door de lange reistijd naar de p.i. is dit niet mogelijk. Klager krijgt bovendien geen begeleiding en therapie van een psycholoog, terwijl hij dit wel wenst. Hij wil voorkomen dat hij doordraait in detentie en wil daarom graag in gesprek met een psycholoog.

Daarnaast zijn de mogelijkheden (sport) voor klagers revalidatie ontoereikend. Ter onderbouwing legt klager zijn medisch dossier van de p.i. Grave over.

Klager is ingesloten door het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant en de p.i. Dordrecht ligt veel dichterbij de rechtbank van Breda dan de p.i. Grave. Overigens ligt de p.i. Grave in het arrondissement Oost-Brabant. De ritten van de p.i. Grave naar de rechtbank in Breda zijn uitermate lang en filegevoelig. Klagers raadsman vreest dat klagers motivatie om bij zittingen te verschijnen steeds verder afneemt. Dat is niet in klagers belang en kan niet de bedoeling zijn.

Klager kent enkele personeelsleden in de p.i. Grave en hij voelt zich daar – gelet op de mogelijkheden om zijn penitentiair dossier te kunnen raadplegen – onplezierig bij. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren.  

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris verwijst naar het bepaalde in artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Het is juist dat klager geplaatst is in een inrichting gelegen in het aanpalend arrondissement van vervolging. Indien in het arrondissement van vervolging (Oost-Brabant) geen plek beschikbaar is, wordt de gedetineerde geplaatst in een aanpalend arrondissement. In dit geval is dat de p.i. Grave, gelegen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een afwijking van het plaatsingsbeleid kan rechtvaardigen. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en uit bezoekerslijsten blijkt dat klager wel bezoek ontvangt in de p.i. Grave. Klager heeft in de periode van 3 oktober 2018 tot 10 januari 2019 bezoek ontvangen. Door klager is niet nader onderbouwd met medische stukken van een arts of medicus dat zijn oma niet in staat zou zijn hem te bezoeken. Uit het selectieadvies volgt dat klager kampt met traumaklachten en daarom in beeld is bij de psycholoog. Ten aanzien van medische vragen kan klager zich richten tot de medische dienst van de p.i. Grave. De selectiefunctionaris adviseert klager over enige tijd een nieuw overplaatsingsverzoek in te dienen voor plaatsing in de p.i. Dordrecht, omdat de wachtlijst momenteel erg lang is. Het is juist dat er wel gedetineerden die op de wachtlijst staan geplaatst worden in de p.i. Dordrecht. Bij plaatsing in een inrichting dient de selectiefunctionaris rekening te houden met de beschikbare celcapaciteit. De selectiefunctionaris verzoekt het beroep ongegrond te verklaren.

4.         De beoordeling

De beroepscommissie begrijpt de wens van klager dichter bij zijn netwerk gedetineerd te zijn. De plaatsing van klager in de p.i. Grave is op grond van het bepaalde in artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden juist, omdat er in de inrichting van het arrondissement van vervolging geen celcapaciteit beschikbaar is. Klager kan, zoals de selectiefunctionaris te kennen heeft gegeven, bij een volgend verzoek tot overplaatsing verzoeken op de wachtlijst geplaatst te worden van de p.i. Dordrecht. Uit de overgelegde bezoekerslijsten blijkt dat hij geregeld bezoek van zijn familie ontvangt in de p.i. Grave. Niet is gebleken dat klagers oma niet in staat is hem te bezoeken, nu dit niet is onderbouwd met medische stukken. Evenmin is gebleken dat de zorg die klager wenst of nodig heeft in de p.i. Grave ontoereikend is. Indien klager niet tevreden is over de medische dienst, kan hij daarover een klacht indienen bij het hoofd Zorg van de p.i. De selectiefunctionaris heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het plaatsingsbeleid kunnen rechtvaardigen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 16 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven