Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2660/GB, 16 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2660/GB

Betreft:            [klager]            datum: 16 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.W.G. Verschuren, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 januari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

2.1.      Klager is sinds 23 december 2016 gedetineerd. Hij verblijft op dit moment in de gevangenis van de p.i. Lelystad.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Klager is reeds disciplinaire gestraft voor één van de incidenten die hebben geleid tot zijn overplaatsing. Door klager ook nog aan te bieden voor herselectie is sprake van dubbele bestraffing. Daarbij is geen deugdelijk onderzoek verricht naar de beschuldigingen aan het adres van klager en is geen hoor en wederhoor toegepast. De stelling dat hij een ‘fout’ netwerk zou hebben opgebouwd, wijst hij van de hand. In de bestreden beslissing is onvoldoende rekening gehouden met klagers persoonlijke belangen, waaronder de herkomst van zijn bezoek uit de regio Rotterdam.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.

Bezoekproblematiek is inherent aan het ondergaan van detentie. Het geheel aan incidenten, in combinatie met de aangifte tegen klager, heeft gezorgd voor verstoring van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. De beslissing klager over te plaatsen is daarom op juiste gronden genomen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Uit het selectieadvies volgt dat aan klager in de locatie Zuyder Bos diverse rapporten zijn aangezegd wegens onder andere het bezit van contrabande, waaronder mobiele telefoons. Een medegedetineerde heeft verteld dat hij werd afgeperst door klager en het groepje medegedetineerden dat veel bij hem is. Ook vertelde deze gedetineerde dat klager hem een gebroken pols heeft geslagen en heeft de betreffende medegedetineerde aangifte gedaan wegens mishandeling. Op basis van de informatie in het selectieadvies bestond voldoende aanleiding klager over te plaatsen naar een andere inrichting.

4.2.      Bovendien geldt bij overplaatsingen in het kader van de orde, rust en veiligheid het uitgangspunt van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie plaatsing van overplaatsing van gedetineerden en dient een belangenafweging plaats te vinden, waarbij tevens het belang van klager dient te worden meegenomen. Beschikbare celcapaciteit kan daarbij, mits deugdelijk onderbouwd, een rol spelen. Van een zorgvuldige belangenafweging, waarbij tevens rekening is gehouden met klagers belang, is onvoldoende gebleken. Ook is onvoldoende onderbouwd waarom een plaatsing in de regio Rotterdam in verband met beschikbare celcapaciteit en problemen ten aanzien van een plaatsing in een inrichting met bepaalde medegedetineerden niet tot de mogelijkheden behoorde. Het beroep wordt daarom gegrond verklaard en de Minister zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij draagt de Minister op met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 16 april 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven