Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2263/TB, 29 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2263/TB

betreft: [klager]                                                           datum: 29 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 22 november 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,   alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.A.W. Knoester, en namens verweerder,[…], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Als toehoorder was aanwezig […], eveneens werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van voormeld ministerie.  Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening (LFPZ-voorziening) van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde voorziening.

2.         De feiten

Klagers tbs is aangevangen op 30 november 1993. Klager is op 31 maart 1999 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Op 18 juli 2013 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 10 december 2015 is in het kader van de herbeoordeling van de longstaystatus besloten tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Het hoofd van de Pompestichting heeft op 22 mei 2018 aangegeven dat het behandelperspectief voor klager nog steeds ongunstig is en geadviseerd om klagers longstay status te continueren. Op 24 juli 2018 en 28 augustus 2018 zijn pro justitia rapportages uitgebracht. Klager heeft geen medewerking verleend aan de onderzoeken, waardoor de rapporteurs geen advies hebben kunnen uitbrengen over de voortzetting van de longstaystatus. Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing longstay forensische zorg (LAP) op 9 november 2018 geconcludeerd dat de delictgevaarlijkheid aanwezig blijft en dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Verweerder heeft op 22 november 2018 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De LAP en de Minister hebben inhoudelijk geen aandacht besteed aan de namens klager gemaakte opmerkingen over klagers longstay. De LAP hecht waarde aan de te houden zorgconferentie. Dit blijkt uit het advies tijdens deze zorgconferentie aandacht te besteden aan een nadere inschatting van klagers delictgevaarlijkheid. Tevens adviseert de LAP daarbij een expert op het gebied van risico en seksueel delinquent gedrag te betrekken. Ook verwijst de LAP naar een eerder gegeven advies van 14 augustus 2014 om extern advies in te winnen met betrekking tot mogelijke behandelperspectieven door observatie in een behandelkliniek met expertise in seksuele problematiek. Gelet hierop is de conclusie van de LAP dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is, op zijn minst voorbarig. Klager vindt het onbegrijpelijk dat niet is gewacht op de uitkomst van de zorgconferentie. Weliswaar wordt klagers gedrag negatiever genoemd, maar dit heeft niet tot grote problemen gezorgd. Ten onrechte wordt klager verweten dat hij zich heeft vastgebeten in wat hem vroeger is aangedaan. De afgelopen jaren is onvoldoende aandacht besteed aan het feit dat klager in het verleden slachtoffer is geweest van ernstige zedendelicten. Ten onrechte wordt gesteld dat klager niet zou kunnen reflecteren op zijn eigen problematiek. Klager stelt juist dat zijn slachtofferschap bij de behandeling moet worden betrokken. De weigering van klager medewerking te verlenen aan recent gewenst gedragskundig onderzoek komt door het feit dat hij zich niet gehoord voelt en daardoor het vertrouwen in het systeem heeft verloren. Klager wenst zelf te onderzoeken hoe en waarom het seksueel misbruik van hem heeft kunnen plaatsvinden. Gelet op het indexdelict wordt de vaststelling dat niet is waargenomen dat klager zich bovenmatig interesseert voor kinderen onvoldoende op waarde geschat. De problematiek lijkt milder te zijn geworden. Klager vraagt zich af of overeenstemming over de diagnostiek en ziekte-inzicht wel relevant is als met klager afspraken zijn te maken om nieuwe delicten te voorkomen en waar hij zich aan committeert. Relevant hierbij is dat klager instructies van het personeel goed opvolgt, geen onenigheid heeft met anderen en een goede dagbesteding heeft. Ook deden zich geen incidenten voor. Van belang is ook dat klagers beveiligingsniveau in verband met verlofverlening als laag is ingeschat.
De zorgconferentie staat gepland voor 5 juli 2019. Klager is niet naar de zitting van de beroepscommissie gekomen, om te benadrukken dat de zorgconferentie eerst moet worden afgewacht. Klager verzoekt dan ook de beslissing op het beroep aan te houden tot na de zorgconferentie. Klager functioneert momenteel rustig op de afdeling. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Klagers problematiek is onbehandeld gebleven, waardoor het delictgevaar nog altijd als hoog wordt ingeschat. Dat klager in de longstay-setting zonder al te grote problemen functioneert, betekent nog niet dat dit buiten de setting ook zo zal zijn. Het vastgestelde beveiligingsniveau vormt geen aanwijzing voor een wijziging van het delictgevaar buiten de longstay, maar ziet op de mogelijkheid van het aanvragen van begeleid verlof vanuit een longstayvoorziening. Het betekent niet dat volstaan kan worden met een lager beveiligingsniveau dan de longstay. De inrichting constateert eerder een verslechtering van het toestandsbeeld dan een verbetering. Klager is niet in staat zijn spanningen en frustraties op adequate wijze  te laten afvloeien en blijft afhankelijk van beveiliging, ondersteuning en structuur. Klager heeft geweigerd mee te werken aan de PJ-rapportage waardoor de rapporteurs geen advies hebben kunnen uitbrengen over de voortzetting van de longstayplaatsing. Psychiater S. stelt in zijn PJ-rapportage van 28 augustus 2018 nog wel dat gelet op het verloop van de behandeling geconstateerd zou kunnen worden dat er geen veranderingen in het gedrag van klager zijn, die aanleiding geven te veronderstellen dat een op gedragsverandering gerichte behandeling mogelijk is.

Ook de LAP constateert in zijn advies van 9 november 2018 dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en ziet ook geen mogelijkheden voor uitstroom richting de GGZ of een andere instelling, waar het noodzakelijke niveau van zorg en beveiliging kan worden geboden. De overweging van de LAP bij de op handen zijnde zorgconferentie aandacht te besteden aan klagers seksuele problematiek en hiervoor een expert in te schakelen, rechtvaardigt geenszins de conclusie dat niet had mogen worden besloten tot voortzetting van klagers longstay-plaatsing. Ook is er geen aanleiding voor een observatieplaatsing. Als uit de zorgconferentie mocht blijken dat plaatsing elders geïndiceerd is, dan zal daar op dat moment naar worden gehandeld. Een van de rapporteurs van het in 2015 uitgevoerde ambulant onderzoek zal voor de zorgconferentie worden uitgenodigd.

De Minister ziet niet in welk doel een aanhouding van de behandeling van het beroep tot na de zorgconferentie zal hebben. Mocht de uitkomsten van de zorgconferentie aanleiding geven voor een andere behandeling van klager, dan zal daar op worden gericht. De uitgebrachte rapportages geven geen aanleiding op voorhand de behandeling van het beroep aan te houden. Klagers casus is complex vanwege de inmiddels lange duur van zijn tbs-maatregel. De Minister verwijst naar de overwegingen in de beslissing van 22 januari 2019 van de rechtbank Limburg ten aanzien van de verlenging van klagers tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank is van oordeel dat het recidiverisico onverminderd hoog is.

4.         De beoordeling

Namens klager is ter zitting van de beroepscommissie verzocht de behandeling van het beroep aan te houden tot na de zorgconferentie die gepland staat voor 5 juli 2019. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de zorgconferentie pas over enkele maanden staat gepland en de Minister ter zitting van de beroepscommissie heeft toegelicht dat – zo begrijpt de beroepscommissie – afhankelijk van de uitkomsten van de zorgconferentie, verdere vervolgstappen zullen worden gezet. De overgelegde rapportages geven onvoldoende aanleiding een beslissing op het beroep tot dat moment aan te houden. Klager verblijft sinds 31 maart 1999 in een longstayvoorziening waarvan vanaf 13 augustus 2013 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken. In het advies van de Pompestichting van 22 mei 2018 omtrent de hertoetsing van klagers longstay status stelt de inrichting dat de persoonlijkheidsproblematiek van klager nog altijd onbehandelbaar is. Er is nog altijd sprake van een gebrek aan ziekte-inzicht, het externaliseren van de delicten en het feit dat klager zich voornamelijk opstelt als slachtoffer in plaats van dader. Klager bijt zich volgens de inrichting steeds meer vast in zijn verleden, waardoor hij meer negatief gestemd is en de samenwerking vaker deuken oploopt. De pedofiele problematiek is nog altijd onbehandeld, waardoor er volgens de inrichting vanuit kan worden gegaan dat deze nog altijd aanwezig is. Weliswaar wordt binnen de huidige setting geen extra aandacht voor kinderen geobserveerd. De inrichting verwacht wel dat wanneer klager zelfstandig buiten zou functioneren het delictgevaar nog altijd hoog ingeschat wordt. De inrichting heeft dan ook geadviseerd de longstay status van klager voort te zetten. Klager heeft geen medewerking verleend aan de in opdracht van de Minister uitgevoerde pro justitia onderzoeken ter advisering over de wenselijkheid van verlenging van de longstay status, waardoor de gestelde vragen hieromtrent niet konden worden beantwoord. De LAP heeft in haar advies van 9 november 2018 geconstateerd dat, gelet op het totale verloop van klagers behandeling, er geen veranderingen in het gedrag van klager zijn die aanleiding geven te veronderstellen dat een op verdragsverandering gerichte behandeling mogelijk is. De LAP adviseert eveneens de longstay status van klager voort te zetten. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de Minister voorbij kunnen gaan aan de overweging in voormeld advies van de LAP extern advies in te winnen inzake een mogelijk behandelperspectief, door klager te observeren in een behandelkliniek met expertise in seksuele problematiek. Deze extra overweging vormde – zo begrijpt de beroepscommissie - voor de LAP geen aanleiding een voorbehoud te maken bij zijn advies de longstay status van klager voort te zetten.Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden,  in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 29 mei 2019

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven