Nummer: R-18/2060/GB
Betreft: [Klager] datum: 28 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. van Faassen, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 oktober 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 14 mei 2018 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van het Justitieel Complex Zaanstad. Op 9 juli 2018 is hij geselecteerd voor overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Alphen. Op 16 januari 2019 is hij vanuit het Pieter Baan Centrum weer in het h.v.b. van de p.i. Alphen geplaatst.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij, in Zaandam en ook nu in Alphen aan den Rijn, met niemand over zijn zaak heeft gesproken. In de oorspronkelijke plaatsingsbeslissing en de beslissing op het bezwaarschrift wordt niet gespecificeerd wie beweren dat klager gewraakte uitspraken met betrekking tot zijn zaak zou hebben gedaan en wat hij dan zou hebben gezegd. Er wordt enkel in algemene zin over ‘personeel’ en ‘medegedetineerden’ gesproken. Wie dat zijn en wat klager precies zou hebben gezegd, is niet inzichtelijk gemaakt. Dat maakt het voor klager moeilijker, zo niet onmogelijk om zich tegen specifieke beweringen die zijn standpunt weerspreken, te verweren. De bestreden beslissing is dan ook ontoereikend gemotiveerd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager geeft aan in het Justitieel Complex Zaanstad met niemand over zijn zaak te hebben gesproken. Uit het selectieadvies van 6 juli 2018 blijkt evenwel dat hij verhalen vertelt over het delict waarvoor hij is gedetineerd. Vanwege de achterdocht die omtrent deze verhalen bij medegedetineerden is ontstaan, kan de veiligheid van klager niet meer worden gewaarborgd. Dat klager dergelijke verhalen niet zou hebben verteld, is niet aannemelijk, nu hij daarvoor binnen het Justitieel Complex Zaanstad al drie keer intern is overgeplaatst. Uit de bestreden beslissing komt voldoende naar voren dat klager verhalen aan zowel personeel als medegedetineerden heeft verteld, evenals waaruit die verhalen bestaan en hoe een situatie is ontstaan waarin de veiligheid van klager in het Justitieel Complex Zaanstad niet meer kan worden gewaarborgd.
4. De beoordeling
4.1. Klager is vanuit het h.v.b. van het Justitieel Complex Zaanstad naar het h.v.b. van de p.i. Alphen overgeplaatst, omdat zijn veiligheid in het Justitieel Complex Zaanstad niet langer kon worden gewaarborgd. Uit het selectieadvies van 6 juli 2018 volgt dat hij in het Justitieel Complex Zaanstad door zowel personeel als medegedetineerden als arrogant, manipulatief en leugenachtig werd ervaren. Hij vertelde personeel en medegedetineerden dat hij een held was, omdat hij tijdens een vechtpartij heeft ingegrepen en mensenlevens heeft gered, en dat hij niet begrijpt waarom hij vastzit. Nu hij van elkaar afwijkende verhalen vertelde en deze een zeker moment niet meer klopten, werden medegedetineerden achterdochtig en bestempelden zij klager als kindermisbruiker. Verder blijkt uit het selectieadvies dat klager binnen het Justitieel Complex Zaanstad drie keer intern naar andere afdelingen is overgeplaatst, waar hij met zijn verhalen steeds weer door de mand viel.
4.2. Nu klagers veiligheid in het Justitieel Complex Zaanstad, gelet op het voorgaande, niet meer kon worden gewaarborgd, als gevolg waarvan de directeur de selectiefunctionaris heeft verzocht klager met spoed naar een ander h.v.b. over te plaatsen, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 28 mei 2019.
secretaris voorzitter