nummer: R-18/1282/GA
betreft: [klager] datum: 14 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 18 juli 2018, ingediend door mr. G. Kaaij, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 juli 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft klagers klacht over de vertraging die klager door toedoen van zijn casemanager in zijn fasering heeft opgelopen gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 37,50, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering, omdat er ten onrechte is uitgegaan van een verwijtbare vertraging van twee weken in plaats van vier weken. Het traject is gestart op 13 juli 2017 en zou volgens de directie normaal zes weken duren, dus uiterlijk tot 24 augustus 2017. Zelfs als daarbij nog twee weken worden opgeteld voor het definitief worden van het advies tot aan de uitreiking, had klager uiterlijk op 8 september – en dus niet op 5 oktober 2017 – de beschikking moeten krijgen. Derhalve is niet sprake van slechts twee weken vertraging in klagers fasering maar van vier weken. De tegemoetkoming van € 37,50 is gebaseerd op twee weken vertraging en staat niet in verhouding tot het ongemak dat klager heeft moeten ondervinden door de niet-tijdige fasering. Een bedrag van € 150,- zou een meer passende tegemoetkoming zijn.
De directeur heeft zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.
3. De beoordeling
Het traject richting detentiefasering is gestart op 13 juli 2017 met een adviesaanvraag richting de reclassering. Hierbij is een verkeerd e-mailadres van de reclassering gebruikt waardoor de reclassering de adviesaanvraag niet heeft ontvangen. De casemanager heeft dit op 7 september 2017 ontdekt en heeft diezelfde dag de reclassering verzocht om klager met spoed te bezoeken. Op 5 oktober 2017 is de beschikking aan klager uitgereikt.
Als het juiste e-mailadres zou zijn gebruikt, had klager naar alle waarschijnlijkheid uiterlijk op 7 september 2017 de beschikking ontvangen. Nu de beschikking op 5 oktober 2017 aan klager is uitgereikt, is sprake van een vertraging van vier weken. De beroepscommissie kan zich daarom niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal gegrond worden verklaard met toekenning van een tegemoetkoming van € 75,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 14 mei 2019
secretaris voorzitter