Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2751/TA, 10 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2751/TA

betreft: [klager]            datum: 10 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 17 januari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de instelling,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. J.C. de Goeij om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft schending van de privacy door nachtelijke controles (HK2018/149).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De instelling maakt zich grof schuldig aan schending van klagers privacy in de nacht, terwijl hij geen ordemaatregel heeft en de orde en veiligheid in de instelling niet in het geding is. Er is sprake van een onrechtmatige handeling die direct moet ophouden. Klager wil een schadevergoeding voor het leed dat hem wordt aangedaan. Er is sprake van voyeurisme. Buiten de instelling is dat strafbaar. Hij wil zijn beroep mondeling toelichten.

Het hoofd van de instelling heeft in beroep bericht zich te kunnen vinden in de uitspraak van de beklagrechter.

3.         De beoordeling

Klager wenst het beroep ter zitting toe te lichten. Dit verzoek wordt afgewezen nu klager dit verzoek niet heeft onderbouwd en de beroepscommissie zich gelet op de stukken voldoende ingelicht acht om het beroep te beoordelen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.

Volgens artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt kan beklag worden ingediend tegen andere dan concreet in artikel 56 Bvt genoemde beslissingen van het hoofd van de instelling als die beslissingen een schending inhouden van een recht dat een verpleegde op grond van de wet, regelgeving of een verdrag toekomt.

De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat geen sprake is van een beslissing van het hoofd van de instelling jegens klager, maar van algemeen in de instelling voor alle daarin verblijvende verpleegden geldend beleid waarbij vier maal per nacht wordt gecontroleerd hoe het met de verpleegden gedurende de nacht gaat door via het raam de kamers in te kijken. Dit beleid is, zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen in een beroep van een andere verpleegde die destijds in de instelling verbleef (RSJ 10 december 2014, 14/1667/TA), niet in strijd met hogere wet- of regelgeving, waaronder artikel 8 EVRM moet worden begrepen.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter. 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 mei 2019.

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven