Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2380/TA, 26 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2380/TA

betreft: [klager] datum: 26 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 13 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 oktober 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het gebruik van een mobiele telefoon binnen de inrichting door personeelsleden, patiënten en medewerkers van een extern bedrijf.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep volhard in zijn eerder ingenomen standpunt. Voorts heeft hij aangegeven dat hij zijn argumenten bij de beklagrechter niet naar voren heeft kunnen brengen, nu geen zitting heeft plaatsgevonden en zijn beklagschriftelijk is behandeld.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep eveneens volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Voor zover klager in beroep heeft willen aanvoeren dat hij zijn beroep ter zitting behandeld wil zien, overweegt de beroepscommissie dat zij zich op grond van de stukken voldoende voorgelicht acht om het beroep te behandelen.

Ingevolge artikel 37, vijfde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting bepalen dat een bezoeker aan zijn kleding wordt onderzocht op de aanwezigheid van onder meer door de bezoeker meegebrachte voorwerpen die een gevaar kunnenopleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting.
Krachtens artikel 3.7 onder f van de bezoek- en telefoonregeling in de huisregels van de inrichting is het bezoekers aan de inrichting niet toegestaan communicatieapparatuur zoals draagbare telefoons mee de inrichting in te nemen.

Blijkens de stukken geldt in het algemeen het argument dat mobiele telefoons gevaarlijk kunnen zijn voor wat betreft het (ongecontroleerde) contact tussen personen „binnen“ en „buiten“ de inrichting. Volgens de bovengenoemdehuisregel geldt voor alle bezoek van buiten de inrichting dat men geen mobiele telefoon mag meenemen binnen de inrichting. Uitzonderingen bestaan voor medewerkers van externe bedrijven, met wie duidelijke afspraken gemaakt worden.Verder hebben ook sommige patiënten in de resocialisatiefase een mobiele telefoon in bezit om steeds zo nodig bereikbaar te zijn. Ook de vaste personeelsleden van de inrichting hebben een mobiele telefoon om steeds zo nodigbereikbaar te zijn.

De klacht van klager tegen het door hem geconstateerd gebruik van een mobiele telefoon binnen de inrichting door personeelsleden, patiënten en medewerkers van een extern bedrijf komt voort uit de omstandigheid dat het zijn broerniet was toegestaan tijdens bezoek aan klager een mobiele telefoon mee de inrichting in te nemen.
Klagers beklag kan niet anders worden opgevat dan als te zijn gericht tegen de algemeen binnen de inrichting geldende regels en is om die reden niet klachtwaardig in de zin van artikel 56 Bvt.

De beklagrechter heeft op grond van artikel 61, eerste lid, Bvt de mogelijkheid het beklag schriftelijk te behandelen als hij het beklag, zoals het onderhavige beklag van klager, aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk acht.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

03/2380/TA

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven