Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2350/GV, 19 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2350/GV

betreft: [klager] datum: 19 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P.Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 oktober 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager zou op 10 oktober 2003 met verlof hebben gemogen. De genoemde contra-indicatieszijn naar de stellige mening van klager niet aanwezig. In het bijzonder nu het hier een bezoek aan zijn vrouw en kinderen betreft. Verzocht wordt om klager voor verlof in aanmerking te laten komen. Eventueel kunnen daarbijvoorwaarden worden gesteld met betrekking tot de nog lopende strafzaak van een medeverdachte. Hierbij kan gedacht worden aan een contactverbod. Klager heeft vernomen van de klinische psychologische opvang (KPO) dat, gezien debetrekkelijk korte duur van zijn resterende detentie, een plaatsing daar niet opportuun wordt geacht. De medeverdachte moet inderdaad nog voorkomen, maar er zijn die verdachte geen beperkingen meer opgelegd, zodat uitonderzoeksoogpunt het verlof van klager in het geheel niet van belang is. Klager wenst in het geheel geen contact meer met de medeverdachte en/of getuigen in deze zaak.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager, om op 10 oktober 2003 met verlof te mogen gaan, is niet gehonoreerd om de volgende redenen. Uit verkregen inlichtingen blijkt dat klager gedetineerd is voor een uit de hand gelopen drugsdeal met eenschietpartij met dodelijke afloop in Zoetermeer. Een medeverdachte is eveneens gedetineerd en moet nog voorkomen. De politie van bureau Zoetermeer geeft aan in het advies dat het niet verstandig is om klager verlof te verlenen,omdat men bang is voor confrontatie met de getuigen in deze zaak. Er kan een bijzondere voorwaarde worden verbonden aan het verlof, maar dit is in verband met de vele mogelijke communicatiemiddelen niet controleerbaar. Klager kanniet de gehele dag gecontroleerd worden waar hij heen gaat. De politie heeft daar de middelen niet voor. Klager is geselecteerd voor opname in de KPO. Dit voor mogelijke post traumatische stress klachten en zijn onzekerheid overzijn functioneren. Tevens is hij bang dat hij, wanneer hij vrijkomt, weer in de criminaliteit geraakt. De raadsman suggereert dat klager, gezien zijn strafrestant, niet meer in aanmerking komt voor opname. Na telefonisch overleg metKPO wordt klager waarschijnlijk nu spoedig opgenomen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Haaglanden heeft aangegeven dat opname van klager in verband met agressie in combinatie met alcoholgebruik op het KPO geindiceerd is.
De officier van justitie van het arrondissementsparket Den Haag is akkoord gegaan met verlofverlening.
De politie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Het onderzoek in de strafzaak, waarbij klager betrokken is geweest is, nog in volle gang en er zit nog een verdachte vast in deze zaak die nog voor derechter moet verschijnen.

Het b.s.d. te Zoetermeer heeft d.d. 4 november 2003 telefonisch medegedeeld dat klager boven aan de wachtlijst van het KPO staat en de opname binnenkort plaats zal vinden. Ook aan gedetineerden die op de KPO worden geplaatst, wordtwel eens verlof verleend. De inrichting is niet overgegaan tot het uitbrengen van een positief advies ten aanzien van de onderhavige verlofverlening met name omdat klager met alcohol op agressief zou kunnen worden en wellichtgetuigen zou gaan opzoeken in Zoetermeer. Inmiddels heeft klager een nieuwe verlofaanvraag ingediend, waarbij hij een nieuw adres te Tilburg als verlofadres heeft opgegeven.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van 24 maanden, tien weken en een maand, met aftrek, wegens doodslag, opzettelijke overtreding van artikel 2 van de Opiumwet en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat er gevaar voor collusie zou zijn, nu een medeverdachte nog niet is berecht, en omdat klager binnenkort zal worden opgenomen op de KPO-afdeling van de p.i. Haaglanden.

De beroepscommissie is van oordeel dat, aangezien de officier van justitie akkoord gaat met verlofverlening, klaarblijkelijk het gevaar voor collusie thans niet (meer) aan de orde is. Ook is niet gebleken dat opname op deKPO-afdeling in de weg zou staan aan verlofverlening. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. Als voorwaarde kan hierbij gesteldworden dat klager zijn verlof in Tilburg doorbrengt en geen alcohol gebruikt. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangenals onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nude rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven