Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2923/GB, 13 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2923/GB

Betreft:            [klager]                                                                       datum: 13 mei 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 februari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de ISD-afdeling van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen dan wel de afdeling extra zorgvoorziening (EZV-afdeling) van de p.i. Ter Apel afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 22 augustus 2017 gedetineerd. Op dit moment verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Veldzicht te Balkbrug.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verblijft nu ongeveer een jaar in Veldzicht. Aan hem is de ISD-maatregel opgelegd. Hij wordt echter niet als ISD-gedetineerde behandeld. Het verblijf in Veldzicht is volgens klager zinloos. Hij wordt gezien als psychiatrische patiënt. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren, het genomen besluit te herroepen en de kosten te vergoeden die hij heeft moeten maken voor het beroep.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het selectieadvies van 23 februari 2018 volgt dat klager in de locatie Esserheem onhoudbaar gedrag vertoonde, waarop de afdeling Indicatiestelling Forensische zorg (IFZ) is verzocht een indicatiestelling op te maken. Aangezien zowel de ISD-afdeling als de EZV-afdeling niet zijn ingericht om een gedetineerde met een dergelijke omvangrijke gedragsmatige problematiek op te vangen, is verzocht klager over te plaatsen naar een behandelsetting. De indicatiestelling is nog altijd van kracht. Klager wordt momenteel behandeld door meerdere gedragsdeskundigen en staat aan het begin van deze behandeling. Het behandelend team ziet geen aanleiding de indicatiestelling op te heffen dan wel om klager over te plaatsen naar een ander PPC. Het is van belang de behandeling te continueren. Het verzoek is daarom op juiste gronden afgewezen. 

4.         De beoordeling

4.1.      Met betrekking tot het verzoek om vergoeding van de gemaakte proceskosten merkt de beroepscommissie op dat de Pbw de mogelijkheid van een veroordeling van een of beide partij(en) in de kosten van de procedure en/of rechtsbijstand niet kent.

4.2.      Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele of beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven

4.3.      Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de ISD-afdeling van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen dan wel de afdeling extra zorgvoorziening (EZV-afdeling) van de p.i. Ter Apel. Dit verzoek kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijk worden afgewezen. Hiertoe neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de opgemaakte indicatiestelling ten aanzien van zijn plaatsing in het PPC nog steeds van kracht is. De directeur heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een overplaatsing. Het behandelteam van PPC Veldzicht acht een overplaatsing evenmin geïndiceerd, nu klager aan het begin van de behandeling staat. De afwijzende beslissing kan gelet op het voorgaande, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 13 mei 2019.

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven