Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2911/GA, 03 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2911/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 3 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door  [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 februari 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Haaglanden. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 15 februari 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. De beslissing tot a-dwangbehandeling is onterecht. De psychiaters die klager hebben onderzocht, zijn door de directeur monddood gemaakt. Klager ondervindt psychische last van de medicatie en hij kan prima zonder medicatie. De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager neemt onvoldoende consistent zijn medicatie in, waardoor het risico op zowel lichamelijke en psychische teloorgang als agressie richting het personeel duidelijk aanwezig is. Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen de psychiaters hebben opgeschreven over klagers persoonlijke toestand.

3.         De beoordeling

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van de tweede psychiater die klager met het oog daarop klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Klager is bekend met een psychotische stoornis en een stoornis in gebruik van opiaten en alcohol. Klager weigerde sinds begin van zijn detentie de olanzapine en werd psychotisch. Zijn denken is onsamenhangend en de inhoud is duidelijk psychotisch. Hij heeft stemmen die hem zeggen dat hij bepaalde bewegingen moet maken, zoals een vinger in zijn oor steken en het in een bepaalde stand brengen van zijn benen. Hij is georiënteerd in plaats, maar blijft gedesoriënteerd in tijd. Klager blijft verward gedrag vertonen. Hij blijft smeren met ontlasting, stopt wc-papier in zijn anus, doet een pleister op zijn mond en legt dekens in de wc. Klager is op 14 januari 2019 met spoed overgeplaatst naar het PPC vanwege een katatoon psychotisch beeld, waarbij hij in één houding bleef liggen en er geen contact met hem te krijgen was. Een aangeboden lorazepamtablet deed hij eerst in zijn oor en nam hij pas na veel aandrang in. Klager liep naakt rond, dronk uit de wc-pot en rende de gang op toen de deur werd geopend. Klager kreeg op grond van artikel 32 Pbw medicatie toegediend (zypadhera depot). Vanwege aanhoudende onrust kreeg hij op 16 januari 2019 lorazepam toegediend. Dit had wel enig effect en werd de komende dagen herhaald, omdat klager orale medicatie weigerde. Klager probeerde bij toediening van de medicatie eenmaal te bijten. Sinds de toediening van antipsychotica is de agressie duidelijk afgenomen. Agressie kan evenwel weer terugkeren wanneer geen medicatie wordt toegediend. In de katatone toestand is er risico op uitdroging, met verslechterende nierfuncties. Risico is dat deze toestand terugkeert als de medicatie niet kan worden gecontinueerd. Daarnaast is van belang dat de HIV-medicatie die klager gebruikte wordt hervat. Dit kan pas als hij zodanig is hersteld dat hij orale medicatie volgens voorschrift inneemt. Klagers toestand is nu nog te wisselend en de inname te onbetrouwbaar om de HIV-medicatie te hervatten. Het voortzetten van de medicatie is noodzakelijk. Een andere manier om een katatone psychose te behandelen en/of recidive te voorkomen is er niet. Zijn behandelaren vertelden dat klager steeds in discussie gaat over medicatie en dat hij zich agressief en dreigend gedraagt. Uit het dossier blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 3 mei 2019.

     

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven