nummer: R-19/2856/GV
betreft: [klager] datum: 24 april 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 februari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is thans gedetineerd in verband met de tenuitvoerlegging van lijfdwang, nu hij niet in staat is een aan hem opgelegde ontnemingsmaatregel te voldoen. De Minister stelt zich op het standpunt dat het verlenen van algemeen verlof in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel, anders dan bij de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, niet mogelijk is. Hij verwijst naar artikel 1 van de Pbw en artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Op grond van artikel 2 van de Pbw wordt echter met handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel de tenuitvoerlegging daarvan zoveel mogelijk en afhankelijk van het gedrag van de betrokkene dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij. Het door de Minister ingenomen standpunt verhoudt zich dan ook niet met het in artikel 2 van de Pbw verankerde resocialisatiebeginsel. Voorts kan ingevolge artikel 14 van de Regeling wel verlof worden verleend in gevallen waar sprake is van een andere vrijheidsbenemende maatregel, te weten gijzeling. Nu klager zich gedurende de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde sanctie naar behoren gedraagt, bestaan geen redenen onderhavig verzoek af te wijzen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is thans gedetineerd vanwege de tenuitvoerlegging van lijfsdwang als bedoeld in artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in verband met de aan hem opgelegde verplichting tot betaling van € 136.260,62 aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) volgt dat deze lijfsdwang als maatregel dient te worden aangemerkt. Het verlenen van algemeen verlof in de zin van artikel 14 van de Regeling is slechts mogelijk, indien sprake is van een vrijheidsstraf en niet van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel zoals lijfsdwang. Nu lijfsdwang bedoeld is als pressiemiddel om aan een betalingsverplichting te voldoen, strookt het karakter van de lijfsdwang niet met verlofverlening gedurende de tenuitvoerlegging van een dergelijke maatregel.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de locatie De Schie te Rotterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het multidisciplinair overleg heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hoewel klager op grond van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is gedetineerd, dient hij in de gelegenheid te worden gesteld aan zijn re-integratie te werken. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager is gedetineerd vanwege een aan hem opgelegde lijfsdwang voor de duur van achttien maanden, dit in verband met een ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 6 december 2019.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. In artikel 36e, elfde lid, Sr is bepaald dat lijfsdwang met toepassing van artikel 577c Sv door de rechter tot maximaal drie jaar kan worden bevolen en dat lijfsdwang geldt als maatregel. De lijfsdwang eindigt op basis van artikel 577c, zevende lid, Sv, indien de veroordeelde alsnog volledig voldoet aan de verplichting tot betaling van het verschuldigde bedrag. Op grond van artikel 1, aanhef en onder t, van de Pbw valt onder meer de lijfsdwang onder het begrip vrijheidsbenemende maatregel. Artikel 1, aanhef en onder s van de Pbw bepaalt dat onder vrijheidsstraf wordt verstaan gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. Anders dan klagers raadsman stelt, komt een gedetineerde ingevolge artikel 14 van de Regeling eerst voor algemeen verlof in aanmerking, wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Blijkens de toelichting op de Regeling is algemeen verlof een verlofvorm die slechts openstaat voor gedetineerden in een normaal beveiligde inrichting die een vrijheidsstraf uitzitten, teneinde hen in de gelegenheid te stellen zich weer langzaam op hun terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Nu klager op grond van een aan hem opgelegde lijfsdwang is gedetineerd, komt hij niet in aanmerking voor algemeen verlof. De beslissing van de Minister kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 24 april 2019.
secretaris voorzitter