Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2827/GA, 03 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2827/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 3 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C.A.M. Oomen, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 februari 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Klager, zijn raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2019, gehouden in de het Justitieel Complex Zaanstad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 6 februari 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. Klager heeft, gelet op de diagnoses die in een eerder traject zijn vastgesteld, geen medicatie nodig. Er is onvoldoende aangetoond waarom een a-dwangbehandeling noodzakelijk is, dan wel waarom er geen andere – minder vergaande – behandeling mogelijk zou zijn. Namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. De behandelend psychiater omschrijft in haar advies dat gezien de gesteldheid van klager, inname van medicatie noodzakelijk was. De medicatie zal bijdragen aan het in ernst doen afnemen van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis. Met klager is meermalen gesproken over het belang van medicatie. Ondanks dat bleef klager zijn medicatie weigeren. Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis waren er geen alternatieven voor de behandeling met antipsychotica.

3.         De beoordeling

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van de tweede psychiater die klager met het oog daarop klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Klagers huidige toestand duidt op een paranoïd psychotisch beeld in het kader van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Klager maakt een geladen en geagiteerde indruk. Klager voelt zich gemanipuleerd en doordat informatie over hem door derden foutief wordt geïnterpreteerd, heeft klager het idee dat hij wordt tegengewerkt. Daarnaast vertelt hij dat er elfmaal een moordaanslag op hem is gepleegd en dat zijn moeder hem al dertien jaar geld heeft afgetroggeld door acht vrouwen op hem af te sturen. Er is sprake van versneld denken met paranoïde en grootheidswanen. Klager is moeilijk te sturen en te onderbreken in zijn verhaal. Er is geen ziektebesef of inzicht en hij staat afwijzend tegenover het gebruik van medicatie. Vanuit het afdelingspersoneel is overgedragen dat hij eerder op de afdeling verward, onrustig en onsamenhangend in gesprek was. Klager heeft meerdere verbale dreigementen geuit richting personeel (zo zou klager medewerkers willen pakken en heeft hij gezegd dat hij iemands nek kan breken). Klager laat aanhoudend dreigend gedrag zien. Vanuit het paranoïde psychotisch beeld met daarbij een geladen en geagiteerde indruk en verbale dreigementen die geuit zijn, in combinatie met klagers justitiële voorgeschiedenis die meerdere geweldplegingen vermeldt, bestaat het reële gevaar dat het huidige toestandsbeeld zal gaan leiden tot fysiek agressief gedrag richting derden met daarbij het gevaar dat klager anderen ernstig letsel zal toebrengen. Klager is eerder in een PPC geplaatst. Verschillende keren is geprobeerd klager te overtuigen tot het gebruik van orale medicatie, maar klager volhardt in zijn weigering om deze medicijnen te nemen. Zodra het gebruik van antipsychotica ter sprake wordt gebracht toont klager zich onmiddellijk geagiteerd. De a-dwangbehandeling is doelmatig, omdat van antipsychotica mag worden verwacht dat deze bijdragen aan het in ernst doen afnemen van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis. Uit het dossier blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen en het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 3 mei 2019.

          

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven