nummer: R-18/1942/GA
betreft: [klager] datum: 7 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. F.H. Kappelhof, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 september 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.H. Kappelhof om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 22 januari 2019 is van klagers raadsman een nadere toelichting ontvangen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers tas met kleding (PL-2018-111). De beklagcommissie heeft het beklag deels gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De schade die klager heeft geleden, bedraagt meer dan het toegekende bedrag, namelijk € 630,=. In de zoekgeraakte sporttas zat ook kleding. Het is niet geloofwaardig dat klager in een sporttas slechts cosmeticaproducten zou vervoeren. De tas was immers zijn invoer toen hij in Lelystad werd gedetineerd. Het is ongeloofwaardig dat hij voor de duur van zijn detentie slechts cosmeticaproducten zou meenemen. Klager heeft een gespecificeerde lijst, met de waarde van afzonderlijke zaken, overgelegd. Het is aan de p.i. om verantwoordelijk om te gaan met de eigendommen van gedetineerden. Voorts ging de directeur ervan uit dat er kledingstukken in de tas zaten, maar na de bestudering van het overdrachtsformulier zou het alleen om cosmetica gaan. Klager weet niet om wat voor overdrachtsformulier het ging. Hij kan nauwelijks lezen en schrijven. Het is dus niet waarschijnlijk dat dergelijk formulier van hem afkomstig is. Hetgeen onderaan het formulier is bijgeschreven, is niet van klager afkomstig en hij heeft er ook niet voor getekend. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Het beklag is ‘deels gegrond’ verklaard. De beroepscommissie begrijpt dat de beklagcommissie daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat het beklag betreffende de kwijtgeraakte kleding ongegrond is. De beroepscommissie acht het beroep niet alleen gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming, maar ook tegen deze ongegrondverklaring van de klacht. Klager heeft bij klacht van 14 februari 2018 gesteld dat hij een sporttas met kleding mist. De directeur heeft bij verweerschrift van 22 maart 2018 erkend dat een tas met kleding is verdwenen en heeft voorgesteld de schade te vergoeden. Op een formulier “Overdracht Preciosa” d.d. 6 februari 2018 klager betreffende staat met de hand geschreven – voor zover hier van belang –: “ged. Geeft aan een blauwe sporttas met 6 cosmetica te missen!” Het preciosaformulier vermeldt verder: “Aantal dozen mee: 1” De directeur ontleent aan dit formulier dat in de sporttas alleen cosmeticaproducten zouden hebben gezeten en geen kleding. Bij brief van 10 april 2018 heeft klager gespecificeerd welke kleding hij mist.
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat de sporttas naast cosmeticaproducten ook kleding bevatte. Klager heeft dat gesteld en afdoende onderbouwd. Daarnaast blijkt uit het preciosaformulier dat klager slechts één “dozen” bij zich had. Omdat “dozen” op het formulier is voorgedrukt, veronderstelt de beroepscommissie dat bedoeld is dat klager één item bij zich had, te weten de bewuste sporttas. Daarin moeten al klagers bezittingen – en dus ook zijn kleding – hebben gezeten, omdat op het formulier geen nazendingen of andere items vermeld staan. Kennelijk is die sporttas in de p.i. Lelystad ontvangen en nadien verdwenen, want de directeur heeft expliciet verantwoordelijkheid geaccepteerd voor het verdwijnen van de sporttas. Bij die stand van zaken is de klacht gegrond dat onder verantwoordelijkheid van de directeur van de p.i. Lelystad een sporttas met onder meer kleding is verdwenen. De beroepscommissie zal in zoverre het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de kwijtgeraakte kleding vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Wat betreft de hoogte van de toegekende tegemoetkoming stelt de beroepscommissie voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In het geval sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, kan aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie niet eenvoudig vast te stellen, omdat niets bekend is over de ouderdom van de kleding en de oorspronkelijke waarde. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding dient klager zich daarom te richten tot de directeur. De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming van € 50,= voor geleden ongemak. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de kwijtgeraakte kleding gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 7 mei 2019.
secretaris voorzitter