Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1227/GV, 01 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1227/GV

 

betreft: [klager]            datum: 6 mei 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 augustus 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het is opvallend dat het verlofadres niet meer voldoet, terwijl het recentelijk nog is goedgekeurd. Ook is in eerste aanleg besloten dat een locatieverbod van 100 meter toereikend is. Het huidige verlofadres ligt op 3500 meter afstand van het woonadres van het slachtoffer. Daarbij komen klagers familie en netwerk uit Eindhoven en is het van belang dat hij daar resocialiseert. Het is voor hem onmogelijk een andere woonplaats te vinden. Klager is bereid zich te houden aan de voorwaarden en heeft geen behoefte aan contact met het slachtoffer in zijn strafzaak. Het is bovendien maatschappelijk gezien onverantwoord hem over enige tijd zonder enige vorm van tijdelijke vrijheden in vrijheid te stellen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Op grond van de adviezen en de ingewonnen informatie bij het Informatiepunt Detentieverloop (IDV) is het door klager opgegeven verlofadres aangemerkt als ongeschikt. Ook is bij de inrichting informatie ingewonnen over de verstandhouding tussen klager en het slachtoffer. Hieruit is gebleken dat deze slecht is en zij over en weer aangifte doen. Uit informatie van het Openbaar Ministerie blijkt voorts dat het slachtoffer is opgenomen in het stelsel Bewaken en Beveiligen. Dit is gebeurd naar aanleiding van een door de politie opgemaakte dreigingsinschatting, waaruit blijkt dat het slachtoffer een groot risico loopt door klager (zwaar) te worden mishandeld, indien hij haar weet te benaderen. De adviseur van het Openbaar Ministerie heeft niet de indruk dat de dreiging tegen het slachtoffer is afgenomen, ondanks dat de dreigingsinschatting inmiddels een jaar oud is. Gelet op het voorgaande is ten minste de weigeringsgrond van artikel 4, onder g, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) van toepassing en kan het risico van ongewenste confrontatie niet worden ondervangen door het verbinden van voorwaarden aan het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd op de verlofaanvraag, nu zij meent dat klagers gedrag en motivatie positief zijn. Daarbij perken de gestelde voorwaarden het risico met betrekking tot slachtofferconfrontatie voldoende in.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening, omdat klager het slachtoffer lang en ernstig heeft mishandeld en bedreigd. Daarom heeft de rechtbank een contactverbod opgelegd. Klager heeft ook vanuit de inrichting geprobeerd het slachtoffer te benadelen. 

Bij advies van 26 maart 2018 heeft de reclassering geadviseerd klager in aanmerking te laten komen voor deelname aan het re-integratieplan. Zij adviseert een locatiegebod en – verbod. De reclassering stelt in het deeladvies elektronische controle van 10 juli 2018 dat het gewenste locatieverbod uitvoerbaar is. Hierbij is uitgegaan van een straal van 1000 meter rond het adres van het slachtoffer.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, wegens (poging tot) (zware) mishandeling van zijn ex-partner. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klager is thans bepaald op 13 juni 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Het verzoek tot algemeen verlof is afgewezen, omdat het door klager opgegeven verlofadres zich te dicht bij het woonadres van het slachtoffer bevindt. Ongewenste confrontatie met het slachtoffer valt daarom niet uit te sluiten.

Uit het dossier volgt dat het slachtoffer van het door klager gepleegde delict is opgenomen in het stelsel Bewaken en Beveiligen naar aanleiding van een door de politie opgemaakte dreigingsinschatting. Daaruit blijkt dat het slachtoffer risico loopt door klager te worden mishandeld, wanneer hij haar weet te benaderen. Uit informatie van het Openbaar Ministerie blijkt dat de dreigingsinschatting een jaar oud is, maar dat niet de indruk bestaat dat de dreiging richting het slachtoffer is afgenomen. Voorts meldt het Openbaar Ministerie dat klager het slachtoffer heeft geprobeerd te benaderen vanuit de inrichting. Klager stelt in zijn brief aan de Raad van 24 september 2018 dat dit in 2017 is gebeurd en dat hij daarvoor in eerste aanleg is veroordeeld terzake van smaad en laster.

Vast staat dat het door klager opgegeven verlofadres zich op 3,5 kilometer van het woonadres van het slachtoffer bevindt. De vrijhedencommissie meent dat klagers gedrag en motivatie positief zijn en dat voorwaarden het risico met betrekking tot slachtofferconfrontatie voldoende zullen inperken. De reclassering meent in het deeladvies elektronische controle dat het gewenste locatieverbod uitvoerbaar is. Daarbij zou een straal van 1000 meter rond het adres van het slachtoffer kunnen volstaan. De reclassering heeft echter niet gemotiveerd waarom deze afstand in dit geval volstaat, gelet op de benodigde aanrijtijd van de politie.

Naarmate de datum van invrijheidsstelling nadert, wint het belang van klager zich tijdig en goed op zijn terugkeer in de maatschappij te kunnen voorbereiden aan gewicht.

In dat kader is het van belang dat de afwijzing van het verlof is gebaseerd op een actuele inschatting van het dreigingsrisico. Daarbij wordt tevens ingegaan op de mogelijkheden het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie te ondervangen door het stellen van bijzondere voorwaarden.

De afwijzing door de Minister schiet op deze punten tekort. Gelet hierop zal de beroepscommissie de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen binnen twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 mei 2019.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven