Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/709/GA, 08 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/709/GA

betreft: [klager]                                                           datum: 8 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsman mr. W.B.O. van Soest. Als toehoorder was aanwezig de heer mr. […], secretaris bij de Raad. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van voormelde p.i. heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter Het beklag betreft het niet promoveren van klager MB-2018-000100).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het enkele feit dat klager na zijn huidige detentie in Nederland wordt uitgeleverd aan België is geen grond om klager niet in aanmerking te laten komen voor promotie naar het plusprogramma. Klagers gedrag binnen detentie is goed. Voorts dient een beslissing over niet-promoveren op schrift te worden gesteld.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat het namens klager ingediende klaagschrift niet de redenen van het beklag vermeldt en omdat onduidelijk is van welke datum de beslissing is waarover wordt geklaagd, zodat niet kan worden vastgesteld dat het beklag tijdig is ingediend. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.Uit artikel 61, derde lid, van de Pbw volgt dat het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag vermeldt. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. De indiener van een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, kunnen worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn te laat. Dit geldt met name indien klager, zoals in onderhavig geval, wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het klaagschrift indient. De beroepscommissie is bekend met de door (veel) beklagcommissies gehanteerde praktijk dat verzoeken tot het verlenen van een nadere termijn voor het indienen of aanvullen van de gronden van het beklag veelal worden gehonoreerd. Beklagcommissies zijn daartoe echter niet op grond van enige wettelijke bepaling gehouden. Als niet gemotiveerd wordt verzocht om een termijn om het klaagschrift aan te vullen, hoeft hierop door de beklagcommissie niet te worden gereageerd. Dat is anders als in het klaagschrift bijzondere redenen worden aangegeven die een afwijking van de zeven dagen termijn voor het indienen van een met redenen omkleed klaagschrift rechtvaardigen. In dat geval dient de beklagcommissie een termijn te geven om het klaagschrift aan te vullen. De beroepscommissie stelt vast dat in het namens klager ingediende klaagschrift is vermeld dat het beklag zich richt tegen de beslissing van de directeur om klager niet in aanmerking te laten komen voor promotie. Voorts is erin vermeld: ‘op nader aan te voeren gronden’. Nu in het klaagschrift niet is vermeld op grond waarvan klager meent dat hij ten onrechte niet in aanmerking is gekomen voor promotie naar het plusregime, voldoet het klaagschrift niet aan de vereisten van artikel 61, derde lid, van de Pbw. De raadsman heeft voorts niet onderbouwd waarom een extra termijn moet worden verleend voor het nader aanvoeren van gronden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter worden bevestigd.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 8 april 2019.

           

                     

                  secretaris   voorzitter

 

Naar boven