nummer: R-18/1914/GA
betreft: [klager] datum: 1 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, gericht tegen een uitspraak van 26 september 2018 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord namens de directeur van de p.i. Arnhem mevrouw […], juridisch medewerker. Klager en zijn raadsman mr. Rosendaal hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting. Als toehoorder van de zijde van de Raad was mevrouw […], senior secretaris, aanwezig. Ter zitting is om aanvullende informatie gevraagd. De aanvullende informatie is ontvangen maar de beroepscommissie heeft besloten deze informatie niet te betrekken in haar oordeel en te vernietigen. De informatie maakt dan ook geen onderdeel uit van het dossier. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft (voor zover in beroep aan de orde) het handelen van de casemanager met betrekking tot klagers overplaatsing naar de p.i. Arnhem (A-2018-200). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. lager is destijds overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, omdat in de p.i. Arnhem weinig plek was in het huis van bewaring. In totaal zeven medegedetineerden stonden op de wachtlijst voor terugplaatsing naar de p.i. Arnhem. Klagers raadsman heeft contact opgenomen met de inrichtingspsycholoog en heeft hierbij enige dwang uitgeoefend. De selectiefunctionaris heeft klager, wegens zijn gemoedstoestand en binding met de regio Arnhem, vervolgens bovenaan de wachtlijst geplaatst. Toen de casemanager achter deze gang van zaken kwam, heeft zij overleg gevoerd met onder anderen het hoofd D&R en het afdelingshoofd. Hierop is besloten de selectiefunctionaris aan te schrijven omdat er meerdere gedetineerden waren met binding met de regio en is besloten om klagers voorrangspositie te herzien. Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de casemanager, al dan niet in overleg met andere disciplines, contact heeft opgenomen met de selectiefunctionaris met betrekking tot klagers plaatsing op de wachtlijst ten behoeve van zijn terugplaatsing naar de p.i. Arnhem. De beroepscommissie overweegt dat uiteindelijk de selectiefunctionaris op basis van die informatie heeft besloten om klagers positie op de wachtlijst te wijzigen. Zij is van oordeel dat sprake is van een advies namens de directeur aan de selectiefunctionaris, hetgeen geen beslissing is als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Tegen beslissingen van de selectiefunctionaris (thans de Minister voor Rechtsbescherming ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498) staat een afzonderlijke rechtsgang open. Klager had door de beklagcommissie dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. H. Heddema, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 mei 2019.
secretaris voorzitter