Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1443/SGA, 11 april 2019, schorsing
Uitspraakdatum:11-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/1443/SGA

Betreft : [verzoeker]                           datum: 11 april 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.  Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 3 april 2019, inhoudende de beëindiging van verzoekers plaatsing op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Woenselse Poort te Eindhoven  en de terugplaatsing van verzoeker in voormelde locatie.  De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 9 april 2019 inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift is aangemerkt alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 8 april 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De voorzitter overweegt als volgt.

Op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor overbrenging van een gedetineerde naar een voor hulp en zorg bestemde plaats. Voor zover daarbij sprake is van plaatsing in een verslavingskliniek houdt artikel 31, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) het volgende in: “De directeur kan, na instemming van de selectiefunctionaris, besluiten een al dan niet onherroepelijk veroordeelde gedetineerde in een verslavingskliniek te plaatsen, indien de klinische opname in de verslavingskliniek als detentievervangende behandeling geïndiceerd is en de overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.” Het zesde lid houdt het volgende in: “Bij omstandigheden waardoor een langer verblijf van betrokkene in de verslavingskliniek zich niet meer verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming dan wel op andere gronden niet meer geïndiceerd is, kan de directeur, na instemming van de selectiefunctionaris, tot terugplaatsing van de gedetineerde in de inrichting besluiten.” Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur is gebleken dat verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 43, derde lid van de Pbw na instemming van de selectiefunctionaris (de voorzitter begrijpt de Minister, zie de wijziging van de Pbw met ingang van 1 januari 2019, stb-2018-498) op 19 januari 2019 is geplaatst in de FPK De Woenselse Poort in het kader van een klinische behandeling van zijn verslavingsproblematiek. Op 2 april 2019 is verzoeker – zo begrijpt de voorzitter – na instemming van de Minister teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond. Uit het selectieadvies van 2 april 2019 volgt dat de directeur heeft beslist tot beëindiging van verzoekers plaatsing op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in de FPK vanwege een advies van de reclassering van 25 maart 2019 waaruit volgt dat verzoeker niet actief meewerkt aan de gestelde voorwaarden voor verblijf en behandeling in de FPK. Verzoeker weigert contact met de reclassering, zodat de reclassering geen toezicht kan houden tijdens de detentievervangende behandeling en ook niet kan faciliteren in het inrichten en begeleiden van een zorgtraject dat als doel heeft het terugdringen van het delictrisico.
Gelet op het vorenstaande zijn er geen termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu niet op voorhand gesteld kan worden dat de beslissing van de directeur in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 11 april 2019.

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven