Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1441/GA, 29 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1441/GA

betreft: […]      datum: 29 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waartegen klager beroep heeft ingesteld die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Middelburg in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. R.I. Kool om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag betreft klagers plaatsing op een meerpersoonscel (mpc) (MB-2018-000122) De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Doordat klager bij een gedetineerde met eenzelfde contra-indicatie is geplaatst, moest hij op de afdeling steeds uitleggen waarom juist zij een cel deelden. De bestreden beslissing leidde daardoor tot een voor klager onveilige situatie op de afdeling. In de belangenafweging van de directeur is daaraan ten onrechte geen aandacht gegeven. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Klager heeft in beroep toegelicht dat zijn plaatsing op een mpc leidde tot geruchten op de afdeling en dat hij zich om die reden onveilig voelde. Weliswaar heeft de directeur van tevoren met klager een gesprek gehad, maar van een (deugdelijke) belangenafweging is niet gebleken. De directeur heeft de beslissing ook in beroep niet nader toegelicht, hoewel de secretaris hier bij brief van 31 januari 2019 op uitdrukkelijk verzoek van de voorzitter om heeft verzocht. Bij gebreke van een kenbare en toetsbare belangenafweging, waarvan wel had moeten blijken, en gelet op hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en daarbij aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 45,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 45,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 29 maart 2019                      

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven