Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2707/GV, 02 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2707/GV

betreft: [klager]                                    datum: 2 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 januari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het negatieve politieadvies is op onjuiste gronden gebaseerd. […] woont op het door klager opgegeven verlofadres en is nooit met politie en justitie in aanraking gekomen. Klager heeft geen slechte contacten in de omgeving van het verlofadres. Er zijn geen redenen om het verlofadres af te keuren. De bestreden beslissing kan dan ook niet in stand blijven. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Blijkens de persoonsgegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie is […] woonachtig op het door klager opgegeven verlofadres. […] heeft toestemming gegeven om klager tijdens het verlof op zijn woonadres te laten verblijven. Ook uit het Deeladvies Elektronische Controle van de reclassering van 3 januari 2019 volgt dat […] de hoofdbewoner is van het verlofadres. […] wordt in verband gebracht met drugshandel en een lopend strafrechtelijk onderzoek in België. De bestreden beslissing is daarom op juiste gronden genomen. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie heeft onder verwijzing naar het politieadvies negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Uit het Deeladvies Elektronische Controle van de Reclassering van 3 januari 2019 volgt dat een locatiegebod onder de toepassing van elektronische is geïndiceerd. Het toepassen van elektronische controle is mogelijk. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden. De persoon die op het door klager opgegeven verlofadres woont, is in het verleden in verband gebracht met handel in harddrugs. In een Belgische strafzaak wordt deze persoon van drugshandel verdacht.

3.         De beoordeling

Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar, wegens valsheid in geschrift en oplichting. Op 27 november 2018 is de tenuitvoerlegging van het strafvonnis aan de Nederlandse justitiële autoriteiten overgedragen en is klager naar Nederland overgebracht. Sindsdien verblijf klager in het Justitieel Complex Zaanstad. Op grond van de huidige duur van de gevangenisstraf valt de wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum op of omstreeks 20 januari 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Klager verzoekt om algemeen verlof zodat hij zijn gezin kan zien en zijn familiebanden kan aanhalen. Dit verzoek is echter afgewezen, omdat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt. Het verlofadres is gelegen nabij de Belgische grens. De persoon die op het door klager opgegeven verlofadres woont, is in het verleden in verband gebracht met handel in harddrugs. In een Belgische strafzaak wordt deze persoon van drugshandel verdacht. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 2 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven