Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2521/GB, 02 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2521/GB

Betreft:            […]      datum: 2 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 december 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 14 december 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. Bij beslissing van 8 november 2018 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Esserheem. Op 25 januari 2019 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Norgerhaven, eveneens te Veenhuizen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij is overgeplaatst, omdat hij aangifte zou hebben gedaan tegen inrichtingspersoneel en hen zou beledigen. Hij heeft echter nooit aangifte gedaan, maar alleen beklag ingediend. De beklagcommissie heeft dit beklag gegrond verklaard. Het personeel had zich namelijk onvoldoende laten informeren over de vraag of zij klager hadden mogen dwingen met het vervoer van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) mee te gaan. Klager had om deze reden dus nooit overgeplaatst mogen worden. Hij heeft het personeel nimmer beledigd. Hem is verboden überhaupt nog met het personeel te spreken over het voorval. Als hij dat wel doet, wordt hij ingesloten. Hiertegen loopt nog een beklagzaak. Klager vraagt het personeel slechts om excuses en om vergoeding van de schade aan zijn jas. Hij heeft hen niet uitgemaakt voor leugenaar, maar wel gezegd dat wat zij zeggen onjuist is, waarin de beklagcommissie hem in het gelijk heeft gesteld. Dit vormt geen reden voor overplaatsing. Klager had bovendien intern overgeplaatst kunnen worden. Weliswaar is hij op een andere afdeling eens mishandeld, maar de gedetineerden die daaraan schuldig waren, verbleven daar niet meer. Een van hen verbleef ten tijde van klagers overplaatsing zelfs in de locatie Esserheem. Klagers kinderen wonen in […], op fietsafstand van Leeuwarden. Hun bezoek is voor hem extra belangrijk, omdat twee van zijn kinderen zijn overleden. Hij lijdt daardoor aan een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). Zijn kinderen zijn sinds de overplaatsing slechts eenmaal op bezoek geweest, omdat zijn ex-partner over onvoldoende financiële middelen beschikt. Inmiddels is de medegedetineerde die klager heeft mishandeld en in de locatie Esserheem verbleef, weer teruggeplaatst naar de p.i. Leeuwarden. Daarom, en nu in het selectieadvies steeds onwaarheden worden beschreven, is klager van mening dat zijn terugplaatsing naar de p.i. Leeuwarden niet meer wenselijk is. Hij wil in plaats daarvan een tegemoetkoming, omdat de overplaatsing onjuist was en hij daardoor ongemak ondervindt. Dit betreft de reiskosten van zijn kinderen en enkele zaken die bij de overplaatsing niet goed zijn overgedragen. Zo is de medische dienst in de locatie Esserheem onvoldoende ingelicht over afspraken over de behandeling van klagers pijnklachten en heeft hij in de locatie Esserheem opnieuw zijn recht moeten bevechten om bij een ordemaatregel zijn televisie op cel te mogen houden in verband met zijn PTSS. Er is geen sprake van strijd met de goede procesorde. Het bezwaarschrift is door een miscommunicatie niet aangevuld. De RSJ deelde op 10 december 2018 mee dat het bezwaar door de selectiefunctionaris afgehandeld zou worden, waarna op 13 december 2018 al de beslissing volgde. Er is dus nauwelijks de gelegenheid geboden de gronden aan te vullen. Dit is bovendien niet verplicht. Het bezwaar heeft klager zelf ingediend en van hem wordt geen juridische kennis verwacht. Daarbij komt nog dat hij de fouten in het selectieadvies wel degelijk, zij het summier, heeft verwoord. Uit de bijlagen bij het verweerschrift blijkt tot slot dat hij ook belang had bij zijn verblijf in de p.i. Leeuwarden om in zijn moedertaal, het Fries, te kunnen communiceren. De selectiefunctionaris is niet overal op ingegaan. Wat niet wordt betwist, moet als vaststaand worden aangenomen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Nu in bezwaar niets is aangevoerd tegen redenen voor de uitplaatsing uit de p.i. Leeuwarden, is in beroep geen ruimte voor een volledige heroverweging. In bezwaar is alleen het bezoek van klagers kinderen aangevoerd als grond om niet naar de locatie Esserheem overgeplaatst te worden. Klager is niet verstoken van bezoek van zijn kinderen. Dat hij enkele summiere opmerkingen bij de beslissing heeft geschreven die zien op de redenen voor uitplaatsing, maakt dit niet anders. Dat klemt temeer nu klager in bezwaarschrift vermeldde dat zijn advocaat ‘binnenkort’ de gronden zou aanvullen. Zij had zich ook al gesteld, maar heeft de gronden niet aangevuld. Het is in strijd met de goede procesorde om dat in beroep alsnog te doen. Nadat vijf weken sinds het indienen van het bezwaar (op 8 november 2018) waren verstreken, heeft de selectiefunctionaris, mede gelet op de wettelijke beslistermijn van zes weken, op 13 december 2018 op het bezwaar beslist. De selectiefunctionaris heeft geen rol gehad bij de problemen die met de overplaatsing gepaard zouden zijn gegaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft te kennen gegeven niet naar de p.i. Leeuwarden teruggeplaatst te willen worden. In beginsel zou hij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.2.      De beroepscommissie gaat voorbij aan wat is aangevoerd met betrekking tot de goede procesorde, omdat zij na bestudering van het volledige dossier van oordeel is dat de beslissing tot klagers overplaatsing niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Hiertoe overweegt zij als volgt.

4.3.      Klager was het oneens met de dwang die het personeel heeft toegepast om hem te laten vervoeren naar het gerechtshof. Hiertegen heeft hij beklag ingesteld, dat – kennelijk op formele gronden – gegrond is verklaard. Dit betekent echter niet dat hij hierover continu het gesprek mocht aangaan. Het is goed voorstelbaar dat het personeel de bespreking van zijn klacht op enig moment wil staken. Uit het selectieadvies blijkt dat klager gedurende zijn verblijf in de p.i. Leeuwarden, ook los van en voor het beschreven incident, veelvuldig de confrontatie met het personeel opzocht. Zo is ook het verbod op inname van medicinale wiet steeds opnieuw onderwerp van gesprek geweest. De verstoorde relatie met het personeel is ook de reden voor klagers eerdere interne overplaatsing geweest – anders dan de raadsvrouw beweert.

4.4.      Uit het selectieadvies ontstaat aldus het beeld dat klager in onmin leefde met het inrichtingspersoneel. In beroep onderkent hij dat in zoverre dat hij niet meer terug wil naar de p.i. Leeuwarden. Het selectieadvies zou fouten bevatten, maar uit hetgeen klager aanvoert blijkt niet dat dit op meer dan detailniveau het geval is. Deze stelling bevestigt veeleer het beeld dat klager elke handeling van het personeel uitvergrootte en er kennelijk niet of nauwelijks op uit was een goede verstandhouding met hen te creëren en te behouden. Dit kan klager worden tegengeworpen.

4.5.      Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klager dichterbij zijn kinderen gedetineerd had willen zijn en Fries zou willen praten met het personeel en zijn belang daarbij – vooral bij het (vaker) zien van zijn kinderen – ook onderschrijft, is de uiteindelijke beslissing klager naar een andere inrichting over te plaatsen, gelet op het voorgaande, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 2 april 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven