Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-179, 18 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-179

betreft: [klager]            datum: 18 maart 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.I. Kool, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 december 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2018, gehouden in p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J. Schepers, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde p.i. Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het opleggen van een aantal toezichtmaatregelen in het kader van een aan klager opgelegde GVM-maatregel (VU 2017/001769).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft de zaak beslist zonder klager en diens raadsman in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord of hen in de gelegenheid te stellen de klacht nader te onderbouwen. Er is een fundamenteel recht geschonden. Daarnaast is de datum van de oplegging van de beslissing niet duidelijk. De beslissing is op onjuiste wijze aan klager uitgereikt. Namelijk niet onverwijld, of de maatregelen zijn met terugwerkende kracht opgelegd. Inhoudelijk geldt dat enkel de GVM-status de oplegging van de maatregelen niet rechtvaardigt. De oplegging daarvan moet noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Het moet blijken dat er een belangenafweging omtrent de noodzaak en de opgelegde maatregelen is gemaakt. Dit moet inzichtelijk gemaakt worden. De enkele verwijzing naar de GVM-lijst is onvoldoende. Het klopt dat klager een keer is ontvlucht, maar dat is onvoldoende om dergelijke maatregelen op te leggen. Ook de strafdreiging van twintig jaar is dat niet. Daar komt bij dat bepaalde informatie waarschijnlijk van een medegedetineerde afkomstig is. Bovendien staat dit niet in de beschikking vermeld als onderbouwing van de maatregelen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Formeel gezien klopt het dat de beschikking niet onverwijld aan klager is overhandigd en dat de maatregelen met terugwerkende kracht zijn opgelegd. Het is procedureel niet goed gelopen. Het is niet duidelijk hoe dat is gebeurd. De maatregelen zijn strikt noodzakelijk op basis van eerder door klager gedane uitspraken met betrekking tot de uitlevering. Er was weinig informatie, daarom werd nader onderzoek gedaan. Het is bekend dat klager bekend is met gijzeling en gewelddadig gedrag en dat hij vuurwapengevaarlijk is. Hij is eerder ontvlucht geweest. Gebleken is dat hij gebruikmaakte van verschillende aliassen. Ook hangt hem een straf van twintig jaar boven het hoofd. In de circulaire GVM zijn dergelijke maatregelen in gevallen als het onderhavige geïndiceerd. Bij de motivering van de beslissing is het de vraag wat precies uit de beslissing moet volgen en welke afweging door moet klinken in de beschikking. Enige terughoudendheid is in het begin ook van belang. De ordemaatregel werd opgelegd door de directeur van detentiecentrum Schiphol.

 

3.         De beoordeling

De directeur kan aan een gedetineerde die is geplaatst is op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen, indien dat noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De directeur dient hiertoe een belangenafweging te maken omtrent de noodzaak van die toezichtmaatregelen.

Op klagers bezoek, telefoon en post werd toezicht uitgeoefend. Het opleggen van dergelijke maatregelen kan op grond van artikel 36, derde lid, van de Pbw, artikel 38, vierde lid, van de Pbw en artikel 39, tweede lid, van de Pbw. Op grond van artikel 36, derde lid, van de Pbw en artikel 38, vijfde lid, van de Pbw, dient tevoren mededeling te worden gedaan van de wijze van het toezicht, respectievelijk de aard en de reden ervan. In artikel 39, tweede lid, van de Pbw is niet expliciet bepaald dat de mededeling omtrent aard en reden van het toezicht tevoren moet zijn gedaan. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur de beschikking tot het opleggen van de toezichtmaatregelen op 26 september 2017 heeft uitgereikt aan klager. Uit die beschikking volgt dat de toezichtmaatregelen zijn opgelegd per 24 september 2017; derhalve met terugwerkende kracht. De beroepscommissie stelt vast dat hiermee geen sprake is van een mededeling die tevoren is gedaan, als vereist in artikel 36, derde lid, van de Pbw en artikel 38, vijfde lid, van de Pbw. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager geen tegemoetkoming toekomt nu de beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en de directeur in zijn beschikking heeft vermeld welke informatie daaraan ten grondslag ligt en een belangenafweging heeft gemaakt omtrent de noodzaak van de maatregelen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 18 maart 2019.

 

 

                                      

             

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven