Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/0969/GA, 1 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/969/GA

betreft: [klager]            datum: 1 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 april 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag betreft de plaatsing van handboeien bij transport in verband met een overplaatsing alsmede het niet vooraf informeren van klager over dit gebruik van handboeien (KA-2017-000322).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het beroep als volgt schriftelijk toegelicht. De directeur was bij het doen van de transportaanvraag op de hoogte van de te volgen procedure, op grond waarvan in klagers geval extra beveiligd vervoer noodzakelijk was. Er is wel sprake van een beslissing van de directeur.
De directeur verwijst naar zijn standpunt zoals ingenomen in de beklagprocedure. Daarbij wordt opgemerkt dat uit navraag bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) blijkt dat wanneer een gedetineerde wordt overgeplaatst naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden, dit altijd door middel van extra beveiligd vervoer wordt gedaan.

3.         De beoordeling

In artikel 35, eerste lid, van de Pbw is bepaald: “De directeur is bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;
c. de voorkoming van het zich onttrekken door de gedetineerde aan het op hem uitgeoefende toezicht;
d. de uitvoering van een ingevolge het Wetboek van Strafvordering of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden door de officier van justitie of de rechter-commissaris genomen beslissing.”

In artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen is bepaald dat de ambtenaar of medewerker een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstok, of ten behoeve van het vervoer of interne verplaatsing, handboeien kan aanleggen. Aan het gebruik van handboeien ten behoeve van het vervoer dient een individuele afweging ten grondslag te liggen, waarbij de directeur per gedetineerde en per transport bepaalt welke beperkende maatregelen noodzakelijk zijn (vgl. RSJ 28 november 2016, 16/1886/GA).
Het aanleggen van handboeien voor transport is derhalve een beslissing door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Anders dan de beklagcommissie heeft beslist, acht de beroepscommissie klager derhalve ontvankelijk in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal zij het beklag in eerste en enige aanleg beoordelen. Uit het dossier volgt dat klager naar aanleiding van het uiten van bedreigingen jegens personeelsleden, geweldsincidenten en gedragsproblematiek door de selectiefunctionaris is geselecteerd voor de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden in de p.i. Vught. Ook hebben zich tijdens eerdere detenties ernstige geweldsincidenten voorgedaan. De beslissing om handboeien aan te leggen tijdens het vervoer kan gelet op voornoemde omstandigheden dan ook niet onredelijk worden geacht. Een eis dat een gedetineerde vooraf wordt geïnformeerd over het gebruik van handboeien tijdens een transport volgt niet uit de geldende wet- en regelgeving. Het beklag wordt dan ook ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 april 2019.

 

 

                        secretaris                                                      voorzitter

 

 

Naar boven