Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2822/GB, 26 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2822/GB

Betreft:            [klager]            datum: 26 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.R. Coffi, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 januari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, (de voorzitter begrijpt de Minister, zie de wijziging van de Pbw met ingang van 1 januari 2019, stb-2018-498). en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 9 maart 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Lelystad. Op 12 maart 2019 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Alphen te Alphen aan den Rijn, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft de voorkeur overgeplaatst te worden naar de p.i. Alphen, de locatie De Schie te Rotterdam of zo dicht mogelijk bij Den Haag. Klager heeft eerder verbleven in de p.i. Alphen en heeft toen regelmatig bezoek ontvangen zijn gezin en familie, die in Den Haag wonen. Door klagers overplaatsing naar de p.i. Lelystad is het voor hen onmogelijk geworden klager te bezoeken. Klagers gezin is afhankelijk van een uitkering en het OV. Een reis naar de p.i. Lelystad is erg tijdrovend en te kostbaar. Daarnaast is het bezoeken van klager niet mogelijk gebleken in verband met de schoolroosters van de kinderen. Klager heeft zijn gezin al enkele maanden niet gezien. Aangezien zijn detentie nog 28 maanden zal duren, is er op dit moment geen uitzicht op familiebezoek. Klager wenst behoorlijk contact met zijn gezin te kunnen onderhouden. Het is niet duidelijk waarom hij niet op de wachtlijst voor de p.i. Alphen of een andere p.i. is geplaatst. Klager meent dat er onvoldoende rekening gehouden is met zijn persoonlijke belangen. Hij verzoekt het beroep gegrond te verklaren en een financiële tegemoetkoming toe te kennen. 

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het selectievoorstel van 20 december 2018 van de directeur van de p.i. Lelystad komt naar voren dat klager bij voorkeur in de p.i. Alphen geplaatst wil worden. Op dat moment was er in de p.i. Alphen geen celcapaciteit beschikbaar en was er een lange wachtlijst. Het tegen de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing ingediende bezwaarschrift, was niet voorzien van gronden. Pas in beroep heeft klager gemotiveerde gronden aangevoerd. Naar aanleiding van een nieuw selectievoorstel van 20 februari 2019 van de directeur van de p.i. Lelystad, waaruit naar voren komt dat sprake is van bezoekproblemen, is op 28 februari 2019 beslist tot overplaatsing van klager naar de p.i. Alphen. Klager is na een korte wachttijd op 12 maart 2019 overgeplaatst. Hiermee is het belang voor een inhoudelijke toetsing van het beroep komen te vervallen. Voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming is geen aanleiding. De Minister verzoekt het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager inmiddels is overgeplaatst naar de inrichting van zijn voorkeur, en derhalve niet langer in de gevangenis van de p.i. Lelystad verblijft, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk behandelen, nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2.      Uit de stukken van de Minister volgt dat klager bij beslissing van 24 december 2018 is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de p.i. Lelystad. Daarbij is  rekening gehouden met een optimale benutting van de celcapaciteit. In de p.i. van klagers voorkeur, de p.i. Alphen, was op dat moment geen celcapaciteit beschikbaar. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 26 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven