Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2701/JV, 5 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2701/JV

betreft: [klager]            datum: 5 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend namens mr. T. van Assendelft de Coningh, namens […], geboren op […], verder te noemen klager,gericht tegen een beslissing van 21 januari 2019 namens de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De bestreden beslissing De Minister heeft geweigerd machtiging te verlenen aan de directeur van de rijks justitiële jeugdinrichting (r.j.j.i.) locatie Den Hey-Acker te Breda om klager in de gelegenheid te stellen de inrichting te verlaten bij wijze van (begeleid) verlof.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager ontkent de beschuldigingen met klem. Ondanks herhaalde verzoeken om de verklaringen van de groepsgenoten, die klager beschuldigen van meerdere strafbare feiten, aan de raadsman over te leggen, zijn die niet verstrekt. Het is klagers woord tegen dat van de aangevers en er is geen onomstotelijk bewijs voorhanden. De afwijzing van klagers verlofaanvraag is in strijd met de onschuldpresumptie. Verzocht wordt om de aangevers te horen en de raadsman in de gelegenheid te stellen om hen vragen te stellen ter staving van klagers lezing van de feiten. In het kader van het resocialisatiebeginsel is het van groot belang dat klager, die negentien jaar oud is, werkt aan zijn terugkeer in de maatschappij. Verlof is daarbij van onmiskenbaar belang. Daarnaast willen klagers familie en vrienden hem graag zien in hun nabije omgeving. Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Een machtiging tot verlof wordt aangevraagd door en afgegeven aan de directeur van de (r.)j.j.i. waar de jongere verblijft. De betreffende aanvraag is ingediend door de directeur van r.j.j.i. locatie Den Hey-Acker. Per 24 december 2018 werd betrokkene echter niet meer behandeld en begeleid vanuit r.j.j.i. locatie Den Hey-Acker en is met het oog daarop de aangevraagde verlofmachtiging niet aan de directeur verleend. Gelet op het systeem van verlofaanvragen en verlofmachtigingen binnen een p.i.j.-maatregel is de beslissing om de aanvraag voor de verlofmachtiging door de directeur van r.j.j.i. locatie Den Hey-Acker niet verder in behandeling te nemen en derhalve geen verlofmachtiging aan die directeur af te geven niet onbegrijpelijk of onredelijk. In het licht van de recente overplaatsing en de reden daarvoor zal vanuit de nieuwe inrichting waar klager verblijft en derhalve vanuit het nieuwe behandelteam moeten worden bekeken of het verantwoord wordt geacht om op basis van de stand van klagers behandeling en ontwikkeling een nieuwe verlofaanvraag in te dienen.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van de raadsman om bepaalde jeugdigen te horen/vragen te stellen af. Uit de reactie namens de Minister volgt dat de aanvraag van de directeur van r.j.j.i. locatie Den Hey-Acker om de directeur een machtiging te verlenen om klager (begeleid) verlof te verlenen, is afgewezen omdat klager inmiddels niet meer in die inrichting verbleef. Klager is overgeplaatst naar j.j.i. Teylingereind te Sassenheim. Het is aan de directeur van  laatstgenoemde inrichting om te bepalen of, gelet op de stand van klagers behandeling en ontwikkeling, een nieuwe aanvraag voor een verlofmachtiging zal worden ingediend. Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing, die niet in strijd is met de wet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven