Nummer: R-19/2611/GB
Betreft: [klager] datum: 2 april 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.P.A. Kint, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 2 januari 2019 genomen beslissing van de beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 27 januari 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 28 september 2018 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Alphen.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er wordt zonder meer aangesloten bij het advies van het Openbaar Ministerie (OM), inhoudende dat samenplaatsing met twee medeveroordeelden onwenselijk is. Dat dit al vanaf klagers aanhouding zo zou zijn, wordt weersproken, doordat klager in januari 2017 viereneenhalve week bij de twee medeveroordeelden op dezelfde afdeling heeft verbleven. Dat heeft toen niet tot problemen geleid. Klager en de medeveroordeelden kunnen al lange tijd volledig vrij contact met elkaar en met elkaars familie onderhouden. Niet valt in te zien welk nut de overplaatsing nu nog heeft. Klager is zelfs eens met een medeveroordeelde in hetzelfde busje vervoerd.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het OM heeft sinds klagers aanhouding te kennen gegeven dat samenplaatsing met medeverdachten onwenselijk is. Met de beslissing van 26 september 2018 is gehoor gegeven aan een dringend verzoek van het OM. Klager en zijn medeverdachten kunnen elkaar (onder andere) tijdens het luchten en bij de arbeid tegenkomen. Klager heeft niet duidelijk gemaakt wat zijn belang bij verblijf in de locatie Zuyder Bos is. Hij is in de p.i. Alphen niet verstoken van bezoek.
4. De beoordeling
4.1. Klager is overgeplaatst vanuit de locatie Zuyder Bos, omdat het OM samenplaatsing met twee medeveroordeelden onwenselijk acht met het oog op het onderzoeksbelang in zaken van niet-gedetineerde medeverdachten en omdat het beleid is leden van hetzelfde crimineel samenwerkingsverband niet bij elkaar te plaatsen. Het negatieve advies van het OM is in beroep overgelegd.
4.2. Klager verblijft in een arrondissement aanpalend aan het arrondissement van vestiging, Noord-Holland. Hij ontvangt regelmatig bezoek. Van enig belang bij terugplaatsing naar de locatie Zuyder Bos is niet gebleken, terwijl redelijkerwijs rekening gehouden dient te worden met het verzoek van het OM. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 2 april 2019.
secretaris voorzitter