Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2576/GB, 26 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2576/GB

Betreft:            [klager]            datum: 26 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G. Biesmans, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 18 december 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing  De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing zijn verblijf in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te beëindigen en hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Sittard ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager verbleef sinds 21 augustus 2018 in de b.b.i. van de locatie Zuyder Bos. Op 12 oktober 2018 is hij geselecteerd de gevangenis van de locatie Sittard, waar klager tot nu toe verblijft.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager meent dat wel degelijk sprake was van een aanvaardbaar verlofadres. Hij beschikte op het moment van plaatsing in de b.b.i. over een aanvaardbaar verlofadres, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod. De casemanager van klager gaf echter te kennen dat klager naast het contactverbod ook elektronisch toezicht en een gebiedsverbod van vijf kilometer zou krijgen. Gelet hierop zou het eerste adres niet meer aanvaardbaar zijn. Klager heeft hierop een tweede verlofadres gezocht. Dit adres bevindt zich op 6,6 kilometer afstand van het verlofadres van het slachtoffer bevindt en ligt daarmee ruim buiten het gebiedsverbod. Daarbij heeft klager een derde verlofadres aangedragen. Op het moment van de beslissing tot terugplaatsing naar de gevangenis van de locatie Sittard, was het derde verlofadres al in behandeling. De selectiefunctionaris had dit moeten afwachten. Tot slot heeft klager nimmer gepersisteerd bij het eerste door hem opgegeven verlofadres. Hij heeft slechts verzocht op papier te krijgen waarom dit verlofadres werd afgekeurd.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager komt op grond van artikel 3, onder c, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) niet meer in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i., omdat hij tot tweemaal toe geen aanvaardbaar verlofadres heeft aangedragen. Het eerste adres bevond zich te dicht bij het slachtoffer en is om die reden afgekeurd. Het tweede adres is tevens afgekeurd. Uit de toelichting van de inrichting blijkt dat de politie bij eventuele incidenten niet genoeg aanrijtijd had om tijdig bij het slachtoffer te kunnen zijn.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een b.b.i. gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Uit het dossier volgt dat bij plaatsing van klager, die kort gezegd is veroordeeld wegens brandstichting, in de b.b.i. van de locatie Zuyder Bos bleek dat geen onderzoek had plaatsgevonden door de reclassering naar de toepassing van elektronisch toezicht ten behoeve van de slachtoffers. Hierop is onderzoek naar het door klager opgegeven verlofadres verricht. Hieruit volgde dat de afstand tussen het verlofadres en het adres van de slachtoffers 0,31 km bedroeg. Het Veiligheidshuis en de politie hebben hun zorgen over dit adres geuit. Hoewel de beroepscommissie het zeer ongelukkig acht dat niet eerder onderzoek is verricht naar de geschiktheid van het verlofadres, kon dit adres gelet op voornoemde omstandigheden in redelijkheid als onaanvaardbaar worden aangemerkt. 4.3.      Klager is vervolgens in de gelegenheid gesteld een tweede verlofadres aan te dragen. Hoewel de politie over dit adres positief heeft geadviseerd, heeft de reclassering geconcludeerd dat de voorgenomen verblijfplaats niet geschikt is, omdat de afstand van het verlofadres naar het adres van het slachtoffer te kort is en daarnaast de toegangswegen naar het verlofadres worden geblokkeerd door het gebiedsverbod. Na dit negatieve advies is de mogelijkheid tot het aandragen van een derde verlofadres met klager besproken. Klager bleek echter niet voor rede vatbaar, zo blijkt uit het selectieadvies. Hij heeft bij herhaling te kennen gegeven op het eerste verlofadres zijn verloven te willen doorbrengen. De beroepscommissie overweegt dat klager voldoende in de gelegenheid is gesteld een ander verlofadres aan te dragen. Gelet op voornoemde omstandigheden kan de beslissing klagers verblijf in de b.b.i. te beëindigen wegens het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven